Boek1

Inspiratie 3


Hoe de Intelligentie werkt



Samenvatting

Het argument ontwikkelt zich dan verder in de richting van de verschillende vormen van intelligentie die worden aangenomen door de Persoon. Er zijn verschillende perspectieven in de samenleving die overeenkomstig de drie basiskwaliteiten van de materiële natuur kunnen worden verdeeld in de drie afdelingen van het systematisch met hartstocht, traagheid en goedheid aanpakken van de problemen die we hebben met feiten, principes en personen. Als we omgaan met de feiten van het dynamische universum zijn we, om daar boven te staan en er een greep op te hebben, filosofisch en theoretisch en spannen we ons ook in voor manifestaties van bewijzen middels wetenschappelijke verificatie en herhaalbaarheid. Als we, ons houdend aan principes, omgaan met de materiële traagheid zijn we geïnteresseerd in scholing en kunsten om de boodschap over te brengen, middels enerzijds analyse en anderzijds transcendentie om de geestelijke verlichting te bereiken in zelfkennis. Vervolgens hebben we, in de persoonlijke afdeling, er religieus belang bij respect te oefenen voor de heilige persoon om sociale stabiliteit te bereiken en om de noodzaak van het brengen van offers te reguleren alsook belang bij politieke strategieën om problemen aan te pakken door in commentaren aangepast aan tijd en omstandigheid de verschillende persoonlijke en materiële belangen te vertegenwoordigen van de gewone man. Door dat soort commentaren realiseren we culturele en subculturele stabiliteit. Aldus hebben we zes gezichtspunten die tezamen staan voor de alomvattendheid van de persoon. Deze gezichtspunten vormen zes verschillende soorten van intelligentie die werken op basis van de vele vormen van logica naar gelang de doelen en de uitgangspunten in ieder van deze zes posities. Aangezien de allerhoogste Persoon de Alomvattendheid van alle intelligentie is, komen we aldus tot een vorm van gnosis om om te kunnen gaan met die integriteit van de intelligentie. Dit is wat in Westerse termen filognosie kan worden genoemd, de liefde voor de kennis van de zelfverwerkelijking die in het Sanskriet atmātattva wordt genoemd. Dit is hoe we de intelligentie van de Ideale Persoon kennen. De persoonlijke gedaanten die deze vormen van intelligentie aannemen worden in 2.7 besproken.

Met het bespreken van de integriteit van de Persoon in de zin van het persoonlijke, onpersoonlijke en lokale aspect, kan je je afvragen hoe een normale persoon van beperkte vermogens hiermee moet leven. De persoon onderscheidt zich als een mens in het dierenrijk door middel van zijn rede. Met de rede oefent de persoon zijn intelligentie en ontwikkelt hij uitgangspunten en doelstellingen. Daarmee geeft hij zijn leven zin. Maar met het ontwikkelen van deze begin- en eindpunten van zijn logica moet hij keuzes maken. Hij kan steeds maar op één specifieke manier redeneren of kennis ontwikkelen waarmee hij zijn leven dan zin geeft en hij zijn boterham verdient. Naast die ene manier zijn er natuurlijk andere manieren van redeneren die hij net zo goed had kunnen beoefenen. Hij ontwikkelt zich tot de schepper van zijn eigen leven, maar komt met de schaduw te zitten van de verschillende zienswijzen die hij niet volgde. Zo ontstaan er allerlei verschillende soorten mensen die elkaar in feite allemaal nodig hebben om nog te weten om welke volledigheid van de persoonlijke integriteit het nu uiteindelijk gaat. De volledigheid van de integriteit is, zoals we in 1.2 zagen, samengesteld uit natuurlijke kwaliteiten als de goedheid, de onwetendheid en de hartstocht. Op basis van deze primaire kwaliteiten beweegt de integriteit van de natuurlijke manifestatie zich in evolutie op weg naar de integriteit van de persoon zoals een steen aangetrokken wordt door de zwaartekracht. We graviteren naar, we zijn steeds op weg naar die persoonlijke volkomenheid die we dan bereiken via de topografie van de persoon in materieel opzicht in de zin van het hebben van een ego, een geest en een persoonlijke ziel, het meest subtiele materiële zelf. Vandaar realiseren we ons er nog niet te zijn omdat we met het lokale van de persoon nog niet de uiteindelijke duurzame immateriële kwaliteit van de persoon hebben gevonden waarvan we inmiddels weten dat die bestaat uit waarheid, bewustzijn en gelukzaligheid. Het ego moet de waarheid vinden, de geest moet bewustzijn ontwikkelen en de ziel verlangt naar zijn vervulling in gelukzaligheid.

Aldus kennen we de persoon op verschillende niveau's van realisatie als zijnde gemotiveerd voor verschillende doelstellingen en uitgaande van verschillende gezichtspunten. Dit is het complex van de intelligentie waarmee we onze liefde voor de kennis van de zelfverwerkelijking ontwikkelen. Die lange aanspreektitel zullen we van nu af aan aanduiden met de term 'filognosie'. Een uiteenzetting als deze noemen we een epistemologische bespreking. En zo zijn we dan uitgekomen op de epistemologie van de filognosie. Hoe ontwikkelen we kennis, hoe werkt ons betoog, hoe werkt onze intelligentie in relatie tot de persoon? Teneinde dit ingewikkelde en abstracte onderwerp van gesprek eenvoudig en overzichtelijk te krijgen, verdelen we de zaken in porties, in brokken. Er is een creatief deel dat zich bezighoudt met feiten, er is een spiritueel gedeelte dat zich bezighoudt met principes om de feiten te overstijgen en er is een behoudend deel dat gaat over de persoon die zijn stabiliteit zoekt in die overstijging. Dat is wat we willen en nodig hebben. Dit vormt het overzicht van de persoon die we beogen; de persoon zoals die wordt gevormd door feiten, door principes en inderdaad door zijn eigen integriteit en door andere personen. Eenvoudig gezegd, we leven met feiten, principes en de persoon. Op ieder van deze drie fundamentele filognostische categorieën passen we dan een basale dualiteit toe, de dualiteit die we afleiden van ons voorgaande idee van integriteit. Dit doen we vanwege de vraag of het - of wij - iets is - of iets zijn - dat we gemanifesteerd zien of iets dat we in gedachten hebben als dat wat zich nog niet gemanifesteerd heeft.
Zo hebben we dan allereerst een overweging van feiten die zich nog niet gemanifesteerd heeft als een cultuur. Deze afdeling van de filognosie, dit gezichtspunt van de intelligentie noemen we filosofie. Filosofie, de liefde van ontwikkelde aandachtigheid, betekent op het gebied van de rede dat we methodisch tewerk gaan. Dat is visie nummer één. Filosofie, de liefde voor ontwikkelde nadenkendheid, houdt op het niveau van de rede in dat we methodisch tewerk gaan. We twijfelen, delen in, ordenen en maken het volledig. We werken stap voor stap, we studeren, doen aannames, we trekken niet te snel conclusies, onderzoeken, verkennen en bezinnen ons op regelmatigheden en mogelijke oorzaken. We plaatsen vraagtekens bij normen en waarden, de status quo en de revolutie, wat goed is en wat kwaad is. Dat is zienswijze nummer één, een soort van intelligentie, kijk op de wereld of manier van redeneren die voorop staat. Eenvoudig gezegd, we kunnen beter eerst goed nadenken over de feiten die we menen te kennen.
De tweede afdeling betreft de feiten die we als objectief hebben vastgesteld. Men kan veel theoretiseren in de filosofie, maar vroeg of laat moeten we onze veronderstellingen gaan checken op hun waarheidsgehalte. We vragen ons af of we niet met illusies bezig zijn, we willen immers niet belanden in een wereld van dromen waarin we het contact met de werkelijkheid verliezen. Illusie is een soort vijand waar we altijd tegen vechten. Daarom streven we naar gelijkheid of eenheid van bewustzijn, zodat we tenminste zeker zijn van de feiten waar we het over hebben. Vanbinnen en vanbuiten moet het dezelfde wereld zijn, geen eindeloos geargumenteer meer in filosofisch gespeculeer, hoe systematisch ook beoefend. Dit proces van het zich verzekeren is wat we empirische verificatie noemen. Dit is hoogst essentieel voor de integriteit van de persoon, ook al lijken we met onze op de feitelijkheid gerichte belangen onpersoonlijke feiten na te jagen. Als men de werkelijkheid van persoonlijke feiten nagaat blijken die per slot van rekening heel onzeker te zijn, instabiel en moeilijk eenduidig na te gaan. En mensen reageren ook nog op je onderzoekende geest, zodat je al gauw je eigen invloed zit na te gaan. Om niet te belanden in zelfreferentie, zijn we geneigd aan idealen vast te houden of eenvoudig aan materiële zaken. Alleen maar om zeker te zijn, enkel maar om te beginnen. Wetenschap is dus visie nummer twee, een essentiële werking van onze intelligentie om er zeker van te zijn dat we vrij zijn van illusie.
Het derde perspectief waar we nu op uitkomen betreft meer een vorm van kunst. Als we klaar zijn met de feitelijkheid van het leven, komen we in onze speurtocht naar de integriteit van de persoon uit op een kernidee van het vinden - of bouwen - van een brug om de ander te bereiken. Op zoek naar de persoon kijken we allereerst uit naar anderen. Ons eenzame zelf kennen we wel, op een bepaalde manier. Die andere persoon, een kind dat we krijgen b.v., moet worden geïnformeerd en opgevoed, anders kunnen we niet communiceren. En dus putten we ons uit in verklaringen, leringen, lessen en denkrichtingen. De feiten mogen dan duidelijk zijn, maar hoe gaan we om met de beginselen van de opvoeding, met name als een kind opgroeit. Want eenmaal volwassen zijn we nog maar moeilijk op te voeden. Kinderen kan je dan rechtstreeks een lesje leren, maar volwassenen eisen zekerheid en deskundigheid, zo ze het ooit al wie dan ook zouden toestaan hen ook maar iets te zeggen. Als volwassenen daarom scholing zoeken maken ze gebruik van een medium, normaal gesproken boeken. Deze boeken bieden verhalen zoals dit verhaal en maken gebruik van precies deze werkwijze om te komen tot indelingen, van het in brokken verdelen dat een fundamenteel kenmerk vormt van alle onderwijs. Zaken worden in gedeelten opgedeeld die de volledigheid dekken zodat we tot samenhang komen. Deze afdeling van de filognosie houdt zich bezig met analyse. Ook de kunsten verantwoordelijk voor het maken van boeken, films, schilderijen etc. zijn bezig met, nee geobsedeerd door, dit analytische belang. Hoe vang je alles in één beeld, een verhaal, een gebaar, of zelfs maar één woord....?
Het ongeziene deel, het niet-manifeste deel van dit perspectief noemt men transcendentie. Het zelf dat uitstijgt boven de wereld om een overzicht te hebben van het ene beeld dat wordt gepresenteerd in de leringen van de ouders, de schoolleraren, de professoren, de priesters, de goeroes en of door artiesten, vormt de essentie van de spirituele positie. Dat is hoe men vrede vindt met de materiële wereld, terwijl men tegelijkertijd bezig is en ontvankelijk is. In de analyse slaagden we erin ons leervermogen te behouden - met behulp van media -, in de transcendentie, de overstijging, slagen we erin een positie van vrede te bereiken die de deur kan openen om de persoonlijke integriteit van liefde en geluk te vinden waar we op uit zijn. Deze afdeling die zo zwaar rust op principes van opvoeding en overstijging, vormt de centrale positie van de filognosie tussen de posities van het persoonlijke en onpersoonlijke in. Deze spiritualiteit vormt de opstap om te komen tot de persoonlijke integriteit die we voorheen bespraken. Haar methode bestaat uit meditatie.

Het volgende perspectief om te komen tot de volledigheid van onze filognosie, de liefde voor de kennis van de zelfverwerkelijking, is het manifeste deel van de persoonlijke afdeling. Het georganiseerde respect voor de persoon stelt eisen aan die persoon. Van die persoon verwachten we dat hij onze idealen weerspiegelt, hij - of zij - wordt verondersteld perfect, zuiver, heilig, voorbeeldig en effectief te zijn. Hij kan niet een verliezer zijn, hij kan niet een dictator zijn. Hij moet tegelijkertijd een goede vader zijn, een broeder en een minnaar. Dit soort van objectieve persoon vormt het voorwerp van, is de leider van, de heilige, het icoon en het beeld van de religieuze plechtigheden. Zonder hier namen te noemen, mogen we hierbij in gedachten houden dat een bepaald analytisch westers perspectief hier waarschuwt voor ego. Als je je richt op één objectieve persoon, neigt men minder intelligent te zijn in het missen van de andere persoon van belang die net zo aanbiddelijk, goddelijk, heilig en voorbeeldig is. Sommige religies stellen de ongeziene persoon in het voorbije voor, anderen stellen de vele manifestaties van die ene persoon voor en spreken van vele goden, toegewijden of halfgoden en/of incarnaties van een Allerhoogste Persoonlijkheid. Zoals gezegd, het is moeilijk zeker te zijn van de persoon en gewoonlijk is men meer gefixeerd op een traditioneel idee van de Persoon, dan op die andere persoon die men vooraleer zelf is. Met al zijn problemen vormt de religie toch zeker een belangrijk perspectief van de menselijke intelligentie. Dat is hoe grote gemeenschappen zich verenigen en vrede en orde vinden met een bepaald stel van gedragsbeginselen en fundamentele waarden van deugdzaamheid. Ondanks het risico dat men in super-ego-problemen beland, met culturele botsingen en verwarrende en conflicterende confrontaties, die veel gevaarlijker en destructiever zijn dan individuele egoproblemen, hebben we dit manifeste begrip van de persoon absoluut nodig om onze intelligentie te motiveren voor een beter leven en een betere cultuur van respect. Het oefenen van respect is per slot van rekening de essentie van dit gezichtspunt.
Last but not least hebben we de persoon vanbinnen die niet zo duidelijk gemanifesteerd is. Die innerlijke persoon wil ook gerespecteerd worden, net als de heilige en heldhaftige voorbeelden. Die persoon wil ook van zich laten horen en uitleg verschaffen, zich uitdrukken en genieten, verantwoordelijkheid nemen en komen tot een volledige expressie van zijn talenten, intelligentie, macht, weelde, roem en rijkdom. De persoon die men zelf is schijnt het uiteindelijke doel te vormen van de realisatie. Maar de voorgaande gezichtspunten kan en moet men niet vergeten. Onpersoonlijke helderheid is een doel dat evenzogoed waardevol en geldig is als persoonlijke vervulling, om nog maar te zwijgen van een volmaakt daar tussenin staan van de spiritualiteit. De heilige persoonlijkheid van de religieuze afdeling is net zo goed vanbinnen aanwezig als buiten jezelf. De ware geestelijk leider is degene die objectief gelijk is vanbuiten en vanbinnen. Normale personen lijden onder het verschil. Men is al gauw een dwaas vanbuiten, terwijl men een god vanbinnen is. Om die god vanbinnen te manifesteren is vrijwel onmogelijk. Men kan geen wonderen verrichten, alles weten vanbinnen èn vanbuiten, op hetzelfde moment en overal. Aan dit soort van eisen kunnen we nimmer voldoen en dus zijn we gedoemd gefrustreerd te zijn in dezen. Men moet samenwerken met de Persoon, om een persoon te worden. En men moet zijn best doen om aan alle eisen van de intelligentie te voldoen, om volledig een persoon te zijn, in al de zes gezichtspunten van de filognosie zoals besproken, hoe onmogelijk dat ook mag lijken. Dat vormt de uitdaging van de filognosie. Als zaken verkeerd lopen in deze afdeling spreken we van politiek, politici, en politieke partijen, want de persoon vanbuiten moet tot vrede worden bewogen om wederom vreedzaam vanbinnen te zijn, maar als de zaken goed gaan spreken we van zelfverwerkelijking en van eenheid in verscheidenheid.

De bedoeling van het volle spectrum van deze menselijke intelligentie, is niet zozeer over de wereld te heersen, alle weelde te vergaren en de beroemdste persoon te zijn. Dat is hoe men wanhopig wordt. Het is integendeel de bedoeling te komen tot een volle realisatie van je oorspronkelijke positie van dienstverlenen in relatie tot de Allerhoogste Persoon, de Ideale Persoon vanbinnen en vanbuiten. Het is niet de bedoeling om de wetenschap te ontkennen ten gunste van de religie of andersom. Het is niet de bedoeling om te verdwijnen in de transcendentie of de absolute leraar te worden of artiest van de analytische uitdrukking. Het is niet de bedoeling dat één religie over al de anderen heerst - hetgeen meestal oorlog inhoudt - want religies zijn allemaal hoofdstukken uit hetzelfde geschiedenisboek. Het is niet de bedoeling de ultieme politieke partij op te richten die voor eeuwig en altijd over de wereld zal heersen met de controle over alle weelde. Het is de bedoeling de problemen van de filosofie en de wetenschap op te lossen, de boodschap over te brengen en boven de kwestie van het ego en de materiële gevolgen uit te rijzen. Het is de bedoeling een medewerker van de Manifeste Persoon te zijn die we zelf nooit helemaal kunnen zijn en het is de bedoeling om een verantwoordelijke vertegenwoordiger te zijn in het leveren van commentaren, slotopmerkingen die vrede stichten en de moderne democratie wegleiden van opponerende, oorlogszuchtige politieke partijen met dubbele agenda's in het ontkennen van mensenrechten. De bedoeling van de heerschappij is een democratie die zich beweegt in de richting van een toepasselijke, meer volwassen indeling van volksrepresentaties in de zin van beroepsmatige plichten en leeftijdsgroepen die elkaar absoluut nodig hebben en elkaar niet kunnen verdringen. Want dàt is de identiteit van ons mensen: we verschillen met de geestelijke afdelingen van onze ervaring en/of leeftijdsgroep en met de onvermijdelijke verschillen van onze beroepsmatige dienstverlening. Deze integriteit en werking van de menselijke intelligentie te kennen vrij van de angst en ellende van het ego, het superego, klasse en kaste, vormt de bedoeling van onze filognosie. Dit is hoe we de Persoon van waarheid, bewustzijn en geluk bereiken in het ons begeven voorbij ego, geest en ziel; en met al onze logica van onze werkende intelligentie mag men geen ander vinden dan de Ene Volkomen Persoon.

Bron voor deze Inspiratie:
S.B. Canto 1, Hoofdstuk 3






The Person

De Persoon

Admin edit SideBar

Blix theme adapted by David Gilbert, powered by PmWiki