Boek2

Inspiratie 7b



De Avatāra's Nà Kṛṣṇa

Zoeker: "Met Kṛṣṇa ontwikkelde de mensheid aldus enerzijds respect voor de liefde van en voor de vrouwen terwijl anderzijds met Hem in de yogadiscipline de deugd en het dharma werden nageleefd. Dat was een goede zaak, maar waarom werd dan de karmische last na Hem zo zwaar dat al Zijn verschijningen toen alleen nog maar channa of bedekt konden zijn?"

Leraar: "Nà Kṛṣṇa's verschijnen was de Vedische cultuur ingestort. Er was de grote Mahābhārata oorlog die een einde maakte aan de oude orde en het gezag van de Vedische heerschappij. Het streven naar macht en bezit van de heersers maakte het de wijzen onmogelijk nog langer te inspireren tot algemene deugd en eenheid van bewustzijn. Politieke en maatschappelijke twisten traden meer naar voren en de geestelijke cultuur begon uit eigenbehoud min of meer voor zichzelf. Ze bewoog zich toen verdeeld in haar taken in allerlei van elkaar gescheiden leerscholen. Vyāsadeva, ook wel Bādarāyana genoemd, was de filosoof van dat keerpunt die de Vedische kennis opdeelde en doorgaf aan zijn verschillende leerlingen. Hij was de laatste van de grote filosofen van die oude tijd en wordt vanwege zijn alomvattende kennis ook wel Bhagavān genoemd, Hij wordt dus als de Allerhoogste Heer, als een soort van avatāra van de Vedische Kennis, gezien. Met Hem gaat het er alleen nog maar om ons de Vedische beschaving en discipline te herinneren zonder de illusie te koesteren dat die ooit in dit politieke tijdperk nog algemeen zal heersen. Maar over Vyāsa als de ene Heer van de Filosofie, over Hem als een channa avatāra bestaat onenigheid. Hij leefde toen Kṛṣṇa er was. Bādarāyana ('hij die de weg van Badarikāśrama bewandelt') zou een verzamelnaam voor allerlei wijzen zijn die in de Himalaya's mediteren en, inderdaad, zijn navolgers deden wat hij deed en konden ook met die naam worden aangeduid. Zijn vermoedelijke leeftijd roept ook die twijfel op, want die moet uitzonderlijk hoog geweest zijn om als grootvader van de dynastie en broer van Bhīṣma te kunnen hebben geleefd tot vlak voor het optreden van Śuka enkele generaties later. Dit soort van zich herhalen van de naam van  beroemde wijzen komt vaker voor in de Vedische literatuur, dus hij kan een reïncarnatie van zichzelf zijn geweest met een perfect geheugen. Niettemin toont zijn werk een opmerkelijke consistentie en eenvormige stijl. Omdat de burgers na de grote oorlog zich niet meer aan de oude regels hielden schreef hij o.a. de Bhāgavata Purāṇa, het boek van waaruit we nu spreken, om de gewone man nog te kunnen bereiken met de wijsheid gegoten in verhalen die te onthouden waren. In die zin vormde hij wel de autoriteit van Vedische kennis voor de hele samenleving nà Kṛṣṇa waarin de persoonlijke geheugencapaciteit door de maatschappelijke strijd en de oorlog was afgenomen, zodat alles moest worden opgeschreven en verdeeld raakte. De verschillende boeken werden met Viṣṇu in verschillende leerscholen in mondelinge tradities van overlevering behouden, maar de eenheid van de cultuur was gebroken, niet alleen de maatschappij was verdeeld geraakt, maar ook de leringen bereikten als samenhangend geheel niet meer de leiding van de samenleving.
De geestelijk leraren van de Viṣṇutraditie, de Vaishnava ācārya's, werden van toen af aan ook mahārāja's genoemd, 'grote koningen' van de Vedische kennis. In feite was dus de maatschappelijke leiding in geestelijk opzicht gescheiden geraakt van de behartiging van de materiële belangen van de mensheid. De niet meer Vedisch gestuurde mens nam en neemt het in de 'moderne tijd' nà Kṛṣṇa niet zo nauw met de plicht tot de waarheid, de huwelijkstrouw, het religieus delen van de welvaart en de geweldloosheid. Het verval ging verder van die poten van de stier van het dharma, de maatschappelijke integriteit van de z.g. vidhi, de regulerende beginselen van waarheid, zuiverheid, verzaking en mededogen. De Parīkṣitpolitiek van tolerantie voor de, met de naam Kali aangeduide, pragmatiek van duistere leugenachtige praktijken, vrije liefde, goklust en vlees eten, werd een normale zaak voor ons huidige tijdperk, de tijd nà Kṛṣṇa. Die pragmatiek kenmerkt de menselijkheid van onze huidige wereld vol van strijd, die almaar dikker wordende wetboeken nodig heeft om alles nog te kunnen overzien en besturen. In feite zijn alle religies die we nu kennen, inclusief het Hindoeïsme, verbrokkelingen, afsplitsingen of partiële oplevingen van de oude Vedische orde van eenheid in de achting voor heilige edelen en dharmahelden als de Viṣṇu avatāra's Kṛṣṇa en Rāma. Die voorbeelden en eenheid van Vedisch weten, handelen en bewustzijn, diende tot de bewuste en ook onbewuste intuïtieve inspiratie van allerlei latere bestuurders, heiligen, profeten, stamvaders, mystici, wijzen, filosofen en geleerden om de gewone man weer aan te zetten tot religieus, spiritueel plichtsbesef en morele orde. Maar deze Humpty Dumpty van de wijsheid krijgen we maatschappelijk dus nooit meer heel, we hebben Hem als integere godheid van controle alleen nog maar min of meer helder voor ogen in subculturen van respect voor bedekte channa manifestaties van de Oorspronkelijke Persoon van Gezag. De meeste religies en politieke partijen koesteren de illusie dat ze de reddende formule voor de noodzakelijke achting voor de Persoon van het Volkomen Geheel in huis hebben, maar dat mogen ze, filognostisch gesproken, allemaal vergeten. De werkelijke leiding van de Oorspronkelijke Persoon kan zich slechts nog bewegen in onderafdelingen van de cultuur zonder algemene erkenning. Van het politiek opdringen van zo'n deelaspect van Zijn Culturele Geheel kan dan ook geen sprake zijn. De predikmissie blijft dus beperkt. Een ieder gelooft vaak ook al op zijn  eigen manier in de Hoogste Persoon. We mogen blij zijn met het geluk dat we met Hem kunnen vinden in een geslaagde meditatiepraktijk, verder moeten we bescheiden blijven, anders kunnen we ook dat vergeten."

Zoeker: "Hoe ging het toen verder na Vyāsa? Welke gedaanten nam de Persoon van Alle Deugd en Plicht toen aan? Hij zal toch zeker geprobeerd hebben het dharma opnieuw te verdedigen en het kwaad, het onrecht en de onwetendheid te bestrijden?"

Leraar: "Jazeker. Ik zal enkele van de belangrijkste verschijningen van Hem sedert Kṛṣṇa proberen te beschrijven, maar weet, en ik zeg dit telkens weer, dat er veel anderen zijn die gewoon niet algemeen bekend zijn en dat over degenen die we allemaal wel kennen er geen eensluidende mening bestaat omdat Zijn volle glorie, Zijn onbetwiste status, zich niet meer zomaar kan manifesteren. Hij kan de bestaande culturen van Zijn Eigen Persoon ook niet verdringen met een nieuwe.

1) Na Vyāsa was er zijn zoon die model stond voor de methode van het doorgeven van dit verhaal. Zijn naam was Śukadeva. Śuka betekent papegaai. Hij was de eerste z.g goswāmī of  'meester over de zintuigen' die het 'Verhaal van de Fortuinlijke', deze Purāṇa, doorgaf aan een grote groep van wijzen van zijn tijd die zich aan de oever van de Ganges verzameld hadden rondom de gevallen keizer Parīkchit die door Śuka werd geïnstrueerd over de Vedische cultuur en de toewijding voor Kṛṣṇa. Hij vertoonde qua uiterlijk en uitstraling grote gelijkenis met Kṛṣṇa en werd als zodanig herkend door de wijzen bij wie hij bijgevolg een natuurlijk gezag genoot ondanks zijn jonge jaren. Je zou hem daarom als de eerste channa avatāra speciaal voor het doorgeven van deze kennis over de Fortuinlijke, kunnen beschouwen (we schrijven dus geen hoofdletters meer bij dit soort avatāra's). Hij was toen slechts 16 jaar oud. Het correct van de één naar de ander doorgeven van het verhaal van de Fortuinlijke Persoon van m.n. Kṛṣṇa, noemt men paramparā in het Sanskriet, meestal vertaald met geestelijke erfopvolging. Zo bestaan er ook paramparā's van de cultuur van Śiva en van Brahmā. Ieder van hen vormt een traditie van herinneren van een essentieel aspect van de Vedische kennis. Er zijn achttien grote Purāṇa's bekend om al deze tradities te dienen. Van centraal belang is daarbij het verhaal, min of meer als een papegaai, door te geven zoals het is. En natuurlijk hoort daar een discipline bij, een devotionele cultuur met vastgestelde riten die is geënt op de woorden van dat verhaal. Śuka vormde in de Viṣṇu traditie het perfecte voorbeeld voor het egoloos tekstgetrouw doorgeven van Zijn verhaal zonder enige verdere interpretatie, ongeacht de cultuur in kwestie. De meeste Vaishnava's herkennen echter in Śuka niet een Viṣṇu avatāra, hij is immers channa, ondanks dat de paramparā er grote nadruk op legt de geestelijk leraren in zijn voetspoor te respecteren alsof zij Kṛṣṇa zelf zouden zijn.
Ik deed mijn best voor een goede zoals-het-is-vertaling op bhagavata.org, maar je kan afleiden uit deze inspiraties dat er veel valt te zeggen over - of naar aanleiding van - het grote verhaal, deze specifieke bijbel. Leraren van deze traditie kunnen uren achtereen in een lezing doorpraten over slechts een enkel vers uit dit boek. Toch blijft al dit soort van toevoegingen bedoeld als illustratie. Het gaat er natuurlijk steeds om rechtstreeks via deze Purāṇa in contact te treden met de Heer van de Filosofen Vyāsa, om kennis te krijgen van met name het oorspronkelijk proces van emanciperen of vorderen in de zelfverwerkelijking met Kṛṣṇa en met de Vedische cultuur waar Hij voor staat. Zo ook moet men dit boek met inspiraties strikt in relatie tot dit oorspronkelijke boek bezien. Het gaat er hierin niet om de moderne cultuur van de Persoon en haar hele voorgeschiedenis te bespreken, maar er slechts om de moderniteit met haar egoculturen te verwijzen naar de gezamenlijke Vedische bron van achting voor de Eeuwige Persoon Boven de Tijd. Om niet verdwaald te raken in het woud van het ego hebben we deze woudreus van de geschiedenis van de Persoon van Alle Avatāra's nodig. Er bestaat in wezen geen andere historische autoriteit of referentie dan Vyāsa's werk om dit soort van filosoferen en redeneren te kunnen beoordelen. Alles wat in dit boek met inspiraties staat zal dan ook ofwel in overeenstemming zijn, dan wel niet in strijd verkeren met, of een verduidelijking vormen van die leidende Viṣṇu Purāṇa (er zijn er zes).
De bij dat boek behorende verhalen en uitleg, cultuur en disciplines die we ook wel de Vedānta filosofie van de bhakti yoga noemen, bepalen in sterke mate de heersende cultuur van haar kennisoverdracht. Deze is echter niet stabiel, ze beweegt zich in tijdelijke offerculturen yajña's genaamd, en verandert aangepast aan tijd en omstandigheid, zoals duidelijk is te merken aan mijn betoog in dit boek, dat ook niet bepaald traditioneel is opgezet. Er zijn dan ook verschillende tradities of zogenaamde sampradāya's met heel eigen opvattingen daarover en daarbinnen zijn er weer verschillende leerscholen of maths die ieder een enigszins andere nadruk, stijl en discipline hebben. Zo leg ikzelf nogal de nadruk op de onderwerpen van de liefde, het regelmatig alleen en samen mediteren op zowel de namen als de natuurlijke tijd van zon en maan en minder op het celibaat, de gebeden en de rituelen. Maar alle ācārya's, 'geestelijk leraren van het voorbeeld' en toegewijden van de Kṛṣṇatraditie treden dus wel naar eigenheid in Śuka's voetspoor en vormen zijn representant. Hij is de oorspronkelijke avatāra van de Persoon van de Tradities voor deze Hindoe subcultuur. Het Śrīmad Bhāgavatam vormt als verhalenboek over Kṛṣṇa de belangrijkste bron. De hele Vaishnava subcultuur rondom dit boek wordt, typerend voor dit Kali tijdperk, door het channa-effect weer in twijfel getrokken door weer andere meer recente Hindoe subculturen (b.v. de Arya Samaj), die beweren dat de aandacht voor deze purānische wijsheid niet de juiste is omdat de oorspronkelijke boodschap van het zuivere mediteren op Brahman (God) enkel duidelijk in de Veda's zelf te vinden zou zijn. Niettemin stelt Vyāsa, de auteur van beide series geschriften, expliciet dat de essentie van de Vedische kennis in deze Purāṇa vervat is en dat juist de Purāṇa's de boeken zijn bedoeld voor gewone burgers. De Veda's zelf zijn er meer voor de priesters (ṛtviks) en de pundits.

2) De mensheid in dit tijdperk wordt geplaagd door geestelijke verwarring. Het is zelfs zo dat hoe meer men van alles bestudeert, hoe meer men z.g. weet, des te groter iemands verwarring zal zijn met al de boeken en feitenkennis die telkens weer opnieuw in verstandsverbijsterende termen de werkelijkheid uiteen proberen te zetten, zonder ooit de essentie van de persoon te raken. Men wil op jacht naar kennis en controle uiteindelijk zelf de beheerser en genieter zijn in een verkeerd idee van emancipatie vervreemd van de oorspronkelijke persoon. De moderne mens van de 21e eeuw maakt b.v. gebruik van draadloze verbindingen om met allerlei elektronische apparaten via de ether met elkaar in contact te staan, maar wat heeft dat voor zin als men niet de bovenzinnelijkheid van de realisatie en associatie in het hier en nu van het persoonlijk aanwezig zijn ermee bereikt? Zo versterkt men alleen maar zijn gehechtheid en afhankelijkheid in materiële relaties. Men kan zo niet werkelijk alleen of zelfstandig zijn en dus ook niet werkelijk samen zijn. Met het elkaar in afgunst op de natuurlijke verbondenheid van de persoon, in een vals standaardbegrip van de tijd dat losgezongen is van de plaats, elkaar zo in feite op afstand houden i.p.v. die afstand te overbruggen, wordt de vervreemding van elkaar en van de natuur alleen maar groter. Om die essentie van de eenheid van het bewuste zelf van de Persoon in het Hier en Nu terug te vinden, moeten de apparaten uit en moet er gemediteerd worden op de natuurlijke verbondenheid, het al-één zijn met, en de intuïtie van, die Oerpersoon van Alle Verbondenheid. Het probleem van het in eenheid, met de natuurlijke harmonie, op verlichte wijze zonder materiële verlangens, aanwezig zijn in het hier en nu is niet enkel een probleem van de modernste tijd. Het vormt een klassiek thema. Voor dat doel verscheen Hij ca. 450 v. Chr. in de wereld als de Boeddha met een afwijkende opvatting over de Vedisch geformuleerde eenheid in verscheidenheid van de mens in de materiële wereld. Hij verklaarde de wereld tot illusie en het zelf tot leegte, tot sunyata of afwezigheid, leeg zijn van, van persoonlijke verlangens, onwetendheid en weerzin. Maar de wereld wekt alleen maar illusies op en het zelf is natuurlijk niet leeg maar de persoon die niet te ontkennen valt. Hij sprak enkel van leegte om de mensen los te weken uit hun materiële pre-occupatie en ze te genezen van hun afgunstige, en van hun ware zelf vervreemde, praktijken. Daarnaast was de Boeddha er met zijn vereenvoudigde yogabenadering om de mens van dit tijdperk er aan te helpen herinneren dat geweldloosheid en vegetarisme een voorwaarde vormen om in meditatie harmonie te kunnen vinden met alle levende wezens. Met een vleesdieet is er geen verlichting mogelijk, het is een vorm van begeerte in strijd met het beginsel van mededogen met ieder levend wezen. Tegenwoordig gaat deze strategie van de Boeddha verkleed, ofwel channa, rond in soortgelijke 'New Age' opvattingen. Zijn naam is ook niet nodig om de afgunstige mens met zijn valse verbondenheid en geweld jegens de natuur van haar flora en fauna, los te weken van zijn conditioneringen en vervreemding. De Boeddha raakte in opspraak toen hij als een channa avatāra het karma op zich nam van de in de Veda's bestreden filosofie van het onpersoonlijke en de leegte. Maar als je na lang zitten met hem doorkrijgt dat de wereld heel echt is en de ander die je liefhebt en zelfs degene die je haat net zo goed in je eigen hart aanwezig is als jijzelf in het hart van de ander, dan snap je dat de meditatie er alleen maar is om, in de zuivere, geweldloze staat van bewustzijn van de Persoon van Alle Meditatie en Mededogen (die ook de Boeddha is), die dubbele of multipele staat van het zelf te verenigen en te zuiveren in de reële persoonlijke positie die men geweldloos inneemt tegenover een echte materiële wereld.

3) In het Midden-Oosten was er na de val van de Vedische cultuur rond 3000 v. Chr. een opleving van de beschaving. Toen de Vedische orde instortte kwam die van de wortels van met name het Jodendom tot bloei. Er kwamen, zo stelt de Bijbel in het boek Genesis, grote zielen, 'zonen van God' of brahmanen over de bergen naar het land van de Eufraat en de Tigris en die mengden zich onder het toenmalige volk. Dat had een sterk vitaliserend effect op de lokale bevolking, ook al bracht het wel de schaduw van een kortere levensduur met zich mee. In tegenstelling tot de oude tijd werd men niet meer ouder dan 100 jaar van toen af aan, zo luidt het verhaal. De zonen van stamvader Abraham die dankzij tekenen en wonderen geloofden in de Vader in de hemel, de Persoon van Alle Vaders, die ze Jaweh noemden, bevolkten in de loop der eeuwen de landstreken, maar raakten ondanks hun geloof, hun trouw aan hun geschriften en profeten met een gebrek aan zuivere geestelijke discipline, liefde, historisch besef, wijsheid en wetenschap vervreemd van elkaar. Kali-yuga bood geen afdoende ruimte voor het gezag van en respect voor  het verenigend vermogen van de wijzen, ook niet onder de zonen van Abraham. Daardoor ontwikkelde hun cultuur onvoldoende spierkracht zodat ze  later onder de voet werden gelopen door met name het Romeinse Rijk. Maar de Romeinen zaten zelf ook vaak in de problemen in verband met het gebrek aan integriteit en de gewelddadigheid van hun gezag. Rond de eerste eeuw v. Chr. b.v. had er een grote scheuring plaatsgevonden van het door een tweemanschap geregeerde Rijk. Die vond plaats onder invloed van tijdhervormingen waarbij de maankalender uit liefde voor het voorbeeld van de Egyptische tijdcultuur en hun prinses genaamd Cleopatra was vervangen door een zonnekalender. De Romeinen hadden zonder het te beseffen praktisch hun eigen cultuur in de vorm van de maankalender afgeschaft en verkeerden in een culturele kramp van behoud met een vermoorde keizer genaamd Caesar en een opvolger van hem genaamd Marcus Antonius  die onder verraad samen met Cleopatra zelfmoord had gepleegd in Egypte. Ze hadden toentertijd een brute maar diplomatieke stijl van regeren die geen inbreuk op de centrale autoriteit toestond, met hen was het buigen of barsten. Dus boog men over het algemeen voor het geweld van het Romeinse dictaat.

' De Joden geloofden vanuit hun tradities in de komst van een avatāra die ze de Messias noemden. Deze zou hen redden van hun onderdrukkers en hun cultuur van eerbied voor de Hoogste Persoon Jaweh bevestigen. Ter bevrijding van hun onderdrukkers, voor het brengen van offers ter wille van de naastenliefde, voor de (aangepaste, oosterse, historische) wijsheid als oplossing en ter bevestiging van de Vader in de hemel - en dus de hemelse orde die op aarde eigenlijk gerespecteerd behoorde te worden met zowel zonne- als maankalenders -, daalde toen Jezus neer op aarde als de zoon van een timmerman. Binnen de Joodse cultuur groeide hij op tot een begaafde, idealistische jongeman die graag in discussie ging over het geloof in Jaweh. Na zijn volwassenwording vertrok hij naar India waar hij mediteerde met aanhangers van de Śiva sampradāya. Daar vond hij zijn bestemming als prediker van het geloof in Brahman of Jaweh, de liefde en de bezinning in meditatieve contemplatie. Hij ontwikkelde speciale vermogens genaamd siddhi's in de yoga met Zijn Indiase godsbroeders, waardoor hij in staat was zijn profetische woorden voor de Joden aangepast aan plaats en tijd kracht bij te zetten met alwetendheid, materialisaties en genezende krachten. Hij keerde terug naar Judea en begon zijn missie rond zijn dertigste jaar. Hij was enkele jaren van succes met zijn apostelen en werd de Christus genoemd, de Verlosser of Messias. Maar hij werd verraden en door de Romeinen onder grote sociale verdeeldheid gekruisigd als oproerkraaier. Hij werd snel binnen een dag, voor zonsondergang, van het kruis gehaald waaraan hij in schijndode toestand met een ingeklapte long en een kapot gegeselde rug bijna gestikt was. Na drie dagen kon hij de graftombe toen verlaten waarin hij was gelegd. Hij toonde zich aan zijn discipelen en droeg de missie van zijn prediking van naastenliefde en achting voor de Hemelse Vader aan hen over. Nadat hij met zijn persoonlijke missie de karmische last van het Joodse volk, de Romeinen en de hele wereld had teruggedrongen, vertrok hij weer naar India waar Hij oud werd in Śrinagar en uiteindelijk in de z.g. 'Meadow of Jesus' werd begraven. De volgelingen van zijn eerste periode in India noemen zich de Iśanni's. Zijn naam in India was Iśa, of meester, Heer. De Iśanni's verenigden zich later met de volgelingen van de apostel Thomas die een missie in Goa had. Die mengeling van oude en nieuwe Christelijkheid werd ketters verklaard door de Paus en vervolgd met verbranding van hun geschriften. Maar ze bestaan nog steeds als een kleine subcultuur in India. Deze informatie is gedocumenteerd. Deze versie van Jezus' missie in een channa avatāra verschijning is zeer onbekend en theologisch zeer discutabel, niettemin vormt ze een ideale vereniging van historisch verifieerbare waarheden, de Christelijke moraal van mystiek, gnosis en zelfverwerkelijking, de Joodse theologie en de Vedische filosofie en is alleen al daarom niet enkel aanvaardbaar maar zeer gewenst.

4) Het Romeinse rijk kwam ten val niet alleen omdat ze haar eigen tijdorde en dus de ruggengraat van haar cultuur had ondergraven, maar ook omdat ze liefdeloos op de materiële controle en het eigen roofvoordeel van Rome uit was geweest. Vedisch gesproken was ze te veel karma met haar baatzucht en te weinig dharma met haar godenverering en filosofische ontwikkeling. De Romeinse staatsfilosofie en religie was er in de praktijk enkel voor de geprivilegieerden en niet voor de slaven, was er enkel voor de autoritaire, materiële greep op de werkelijkheid en die eenzijdigheid keerde zich tegen hen. De hartstocht en onwetendheid alsmede de interne strijd die daarmee gepaard ging kon niet standhouden met de goedheid, de wijsheid, de toewijding en de liefde die het Christendom redelijk zuiver uitdroeg in het begin. Het principe van de goedheid bleek een intelligenter beginsel te zijn. Maar toen het Christendom de leiding in Europa overnam na de val van het Romeinse rijk, ontstond er een religieus dilemma. Politiek was men democratisch vervallen in een pragmatisch tijdsbegrip met lineaire weken en slecht geschrikkelde zogenaamde Juliaanse jaren waarmee men zich van het gezag van de natuur en dus van God in de gedaante van Vadertje Tijd had vervreemd. Het pauselijk gezag moest buigen voor de pragmatische wil van het volk, ze kon daar weinig aan veranderen en sprak - en spreekt nu nog in dat verband, van de onvermijdelijke erfzonde die eigen is aan de cultuur van de onwetende mens. Ook de andere regels van de geestelijkheid zoals het delen van bezittingen, seksuele zuiverheid en de geweldloosheid konden alleen goed en duurzaam in kloosters hooggehouden worden. Het Christendom startte daarom met donkere eeuwen waarin de klassieke, politiek bestuurlijke orde, eer en het gewelddadige staatsgezag van Rome zich niet zonder meer kon doen gelden. Het bestuurlijk Rooms gezag werd in de vroege Middeleeuwen aanvankelijk verdreven door barbaren met een maantje in hun kruin, en teruggedrongen tot het Byzantijnse Oost-Europees geestelijk gezag dat uiteindelijk door het Ottomaanse Rijk onder de voet werd gelopen. De Paus keerde toen weer  terug naar Rome.
In de zevende eeuw na Christus kwam de Islam op. De Islam was en is nog steeds een politieke beweging met een religieuze Abrahamitisch geaarde grondslag van regelmatig bidden tot Allah met de stand van de zon als Zijn gezag, het doen van bedevaarten, vasten met de regelmaat van de maan en het verrichten van goede werken e.d. Door het militante politieke karakter van de Islam konden religieuze richtlijnen makkelijker opgelegd worden, ook aan anders denkenden, andere religies en bevolkingsgroepen. Die konden worden bestreden en onderdrukt en daarbij kon het zich door aanhangers afkeren van hun religieuze praktijk makkelijker bestraft worden. Seksuele zuiverheid probeerde de Islam min of meer af te dwingen door de vrouwen te sluieren of ten minste hun haar te laten bedekken om de verleiding van hun schoonheid te minimaliseren. De tijdfilosofie van de Islam gaf politiek en spiritueel de doorslag echter omdat het Christendom deze zwakte eigen was. Dat legitimeerde de religieuze grondslag en vormde het bestaansrecht van de Islam als een onafhankelijke religie, ondanks haar Abrahamitisch karakter en haar politieke greep en ambities. De Islam probeerde als een beter soort monotheïsme gericht tegen het Judaïsme en het Christendom Europa te veroveren en het Christendom daar te verdrijven, maar dat mislukte. Allah kon Jaweh en de Christelijke versie van God de Vader natuurlijk niet verdringen. Het is ook niet logisch dat de ene dienst aan God, of Brahman Vedisch gesproken, de andere zou verdringen, ook al werd en wordt dat nog steeds politiek geprobeerd. In het begin van de 21e eeuw blijkt ook het politieke karakter van de Islam in haar richtingenstrijd haar eigen kracht te ondergraven. Het is dan ook terecht dat de moderne politiek ervan overtuigd is dat religie en politiek een tweesporenkwestie moet blijven en dat het democratisch begrip zich definitief met een reformatie moet indekken tegen de valse dominante van één van hen. De religies op deze planeet moeten met de Oorspronkelijke Persoon van de Vrede hun vreedzame co-existentie in hun eigen historische samenhang vinden. De Heer van Alle Religies kan heel goed, en moet ook, zelf zijn eigen kostgangers coördineren. Dat is niet aan de dominantie van één van hen gegeven. Hij bewijst Zichzelf daartoe ook telkens weer als de Hoogste Persoon van Orde om duidelijk te maken dat een ieder maar bescheiden  moet zijn in zijn bijdrage tot dat gemeenschappelijke belang en het respect voor Hem als de Oorspronkelijke Persoonlijkheid.
De bestuurlijke hartstocht van de Islam kon in de Middeleeuwen de goedheid en het intellect van de Christelijkheid, die zich langzaam ontwikkelde vanuit de kloosters en de cultuur van de ridders en hun koningen, dus niet verdringen. De Christelijke reactie op de Islamitische politiek was echter, naar noodzaak, dat moet gezegd, gewelddadig en er waren kruistochten om het Islamitisch kwaad van het regeren met hartstocht i.p.v. met goedheid en het opleggen van oneigen religieuze plichten te bestrijden. De Christelijk Roomse orde moest de karmische consequenties ondergaan van de oude Romeinse heerschappij. Maar de Christelijkheid, onbekend met het begrip karma yoga, verviel daarmee zelf in hartstocht en intolerantie voor anders-gelovigen en andere culturen en raakte zelf bezeten van het super-ego-kwaad dat ze in de Islam wilde bestrijden. De Christelijkheid wilde net zo goed bestuurlijk heersen en de materiële voordelen van de eigen voor superieur gehouden religieuze deugd meer genieten dan ze delen. De oude Romeinse kwaal van de maatschappelijke ongelijkheid op een religieuze basis stak weer de kop op. De tijd was nog niet rijp voor een meer oosterse benadering van een veelvormige, min of meer (anders gezinde) democratische religiositeit. Aan het einde van de Middeleeuwen was de Islam teruggedrongen maar toen bleek de Katholieke Christelijkheid te materieel, onzuiver, intellectueel twijfelachtig, politiek corrupt en te gewelddadig te zijn om nog langer de alleenheerschappij te kunnen claimen. Dat gaf te veel interne strijd en daarom was er een religieuze reformatie nodig en een periode van intellectuele vrijheid of Verlichting. In de filosofie en wetenschap kwam die tot stand vanuit met name de Griekse filosofie die door de Islam was behouden, maar religieuze traditiegebonden zaken kunnen daarentegen niet zomaar door gewone mensen worden beheerst en veranderd. Daar was - en is - in feite een avatāra voor nodig, een verschijning van de Heer als autoriteit over Zijn eigen religie, maar dat soort van begrip van een herhaalde verschijning van Hem was toentertijd in Europa nog onbekend. Luther en Calvijn waren brave zuiveraars van de Christelijke gedachte maar konden niet de onfeilbare motor voor een authentieke, gezaghebbende hervorming van de geestelijke cultuur vormen. In Europa leidde die richtingenstrijd dan ook tot vele oorlogen en vervolgingen.
De hele mensheid stond aan het einde van de Middeleeuwen voor de noodzaak van een reformatie, ook in India. Ook daar was men vervreemd geraakt van de directe emotionele devotionele band met de Heer, met de Oorspronkelijke Persoon, en was men verzand in formalistische religieuze praktijken die niet meer tot het hart en de emotie van de mensen spraken. In India worstelde men behalve met de eigen formalistische starheid ook nog met de dominantie van de Islam, want de Moguls hadden in 1526 hun heerschappij daar gevestigd, welke aanhield tot de tweede helft van de 19e eeuw waarna de Britten het land overnamen. In dat klimaat verscheen toen de channa avatāra Śrī Kṛṣṇa Caitanya, de Heer van de Reformatie in de gedaante van een toegewijde. Hij trok toegewijden aan uit de hele wereld en vernieuwde de cultuur van de bhakti door met name het Śrīmad Bhāgavatam, op gelijke voet geplaatst met de Bhagavad Gītā, aan de vergetelheid te ontrukken. Hij gaf leiding aan in feite de toewijding voor Zijn eigen persoon en staat erom bekend een hyper-emotionele cultuur van bhakti, van toegewijde dienst, te hebben geschapen. Daarin zette hij zich af tegen het rationalisme en formalisme van de toenmalige Viṣṇu benaderingen, alsmede tegen de māyāvādī filosofie van de leegte van het zelf, van de materie als een illusie en het impersonalisme dat ook alomtegenwoordig was in de yogaculturen van India. Het unieke van zijn historische bijdrage bestond eruit dat de menselijke emotie in de relatie tot de Oorspronkelijke Persoon van Alle Meditatie werd onderkend. Men kon volgens zekere z.g. rasa's, of emotionele gemoedsgesteldheden, jaloers, kwaad, verliefd, ouderlijke zorg e.d. zijn in zijn relatie tot Kṛṣṇa als de kern van alle meditaties en motor van alle persoonlijke emancipatie tot aan de staat van de zaligheid. Hij benadrukte dat, slechts en alleen, het meditatief individueel en ook gezamenlijk herhalen van de namen van met name Kṛṣṇa en Rāma volstond om in deze Kalitijd bevrijding te vinden. Maar onder de Vaishnava scholen heerst onenigheid over Caitanya als zijnde een verschijning van Kṛṣṇa. Hij zou een emotionalist zijn zonder een eigen opvatting. Alles wat hij in geschrift naliet waren acht instructieverzen. Maar niettemin kon niemand hem in het filosofisch debat verslaan en gaf hij met een vijfmanschap goed leiding aan zijn vernieuwingsbeweging van de bhakti. Hij zou maar een gewoon mens, een gewone toegewijde zijn, maar Hij vertoonde vele kenmerken van een echte avatāra. We hebben het uiteindelijk aan de Caitanya-Vaishnava's te danken dat we nu geïnspireerd door dit dit boek over dit boek kunnen spreken en schrijven en een goede meditatiemethode hebben om de verlichting van de ellende van de moderne tijd en de bevrijding in toegewijd handelen te kunnen vinden. Maar ook de, heden ten dage in het Westen als de Hare Kṛṣṇa-beweging bekend staande, Vaishnava's raakten in opspraak als zijnde een overtrokken cultus van persoonsverheerlijking rondom de ācārya, de geestelijk leraar van het voorbeeld genaamd A.C. Bhaktivedānta Swami Prabhupāda. Hij was weliswaar een grote ziel die dit boek naar het Westen bracht in de tweede helft van de vorige eeuw, maar moet niet als een Viṣṇu-tattva avatāra worden beschouwd. In het hervormingsgezinde Nederland kwam aan het einde van de 20e eeuw m.n. door de overmatige verering van deze ācārya het Vaishnavisme zoals het moet zijn niet of slechts in beperkte mate van de grond. Er was te weinig ruimte voor de persoonlijke ontwikkeling van de toegewijden en hun integratie in de westerse samenleving, zoals velen beweerden die uit de beweging stapten of er met onmin uit werden gezet. Er ontstonden na het heengaan van Prabhupāda in 1977 vanuit India andere soortgelijke leerscholen van het Vaishnavisme die minder fanatiek waren in het niet gericht zijn op de vedānta filosofie van slechts één ācārya.

5) Na de Middeleeuwen was er een periode van verlichting waarin de wetenschap met de heropleving van de klassieke Griekse filosofie van met name Plato en Aristoteles een hoge vlucht nam. Politiek ontstonden er aardverschuivingen toen de Franse Revolutie gewelddadig een einde maakte aan de Absolute Monarchie, maar de resulterende democratieën die opbloeiden uit de strijd tussen de rationalistische en empiristische filosofische controverse die de Verlichting opleverde, werden niet bepaald harmonieuze staatsmodellen waarin de burger zijn vrede vond. Er kwamen in de twintigste eeuw wereldoorlogen van waarin niet enkel de adel ten grave werd gedragen als de leiding in de samenleving, maar waarin ook de eenzijdige staatsopvattingen van het liberalisme-kapitalisme, communisme-socialisme, conservatisme-fundamentalisme en nationalisme-fascisme onbetrouwbaar, ondeugdelijk en ongeschikt bleken als eenduidige vormen van burgerlijk gezag en orde (zie ook Inspiratie 1.13). Ook de democratie met haar partijen zoals we die nu kennen bleek dus geen passende afweer te vormen tegen instabiel staatsgezag en oorlogsdreiging, in tegendeel, die bleek er een zeer geschikte voedingsbodem voor te zijn. Daarnaast kon ook de wetenschap met haar eindeloze stapels boeken geen alomvattende oplossing bieden of goede filosofische leiding van wijsheid vormen. Zij was in haar gebrek aan samenhang, persoonsgerichtheid, en een 'theorie van alles' mede een symptoom van de verbrokkeling van het gezag van de westerse cultuur. Met de vele crises die er ontstonden op ecologisch, politiek, economisch en psychisch/fysiek niveau werd het probleem van de moderniteit als een gebrek aan werkelijke vooruitgang in de twintigste eeuw duidelijk.

Vanuit die wereldwijde maatschappelijke en geestelijke instabiliteit en verwarring ontstond er wederom de noodzaak van een nieuwe nederdaling van de Hoogste Persoon op Aarde. Deze kreeg als een reactie op de tweede wereldoorlog zijn beslag in een maatschappelijke revolutie van alternativiteit in de tweede helft van de twintigste eeuw, waarbij de oude waarden van de burgerlijke samenleving op de helling werden gezet en een meer natuurlijke en vrije leefstijl  en naastenliefde werd gepropageerd. Ontwikkelingen op natuurwetenschappelijk gebied in met name de quantummechanica en de astronomie wezen in de richting van een ander paradigma waarin de filosofie van het westen en het oosten veel dichter bij elkaar liggen. Er ontstond een levendige belangstelling voor een meer oosterse leefstijl met Yoga, Tai Chi en andere, 'nieuwe tijd 'of 'New Age' benaderingen o.i.v. met name Indiase goeroe's. Onder hen bevond zich een drievoudige avatāra verschijning die, channa zijnde, noch in India, noch in de rest van de wereld algemeen erkend kon worden als zodanig en, conform de moderne egostrijd, zelfs in opspraak kwam. Deze drie achtereenvolgende verschijningen betreffen die van Shirdi Baba (1835-1918), Sathya Sai Baba (1926-2011) en de komende door Sathya Sai Baba aangekondigde Prema Sai Baba verschijning voor de 21e eeuw, om zijn missie voor de  politieke hervorming en geestelijke redding van de democratisch, wetenschappelijk en geestelijk verward geraakte moderne mens af te ronden. Shirdi Baba sloeg de brug tussen de Islam en het Hindoeïsme door als een fakir ook voor de Hindoes de toewijding voor de Persoon van Alle Toegewijden die hij zelf vertegenwoordigde te bevorderen. Sathya Sai Baba ontwikkelde daarna, als een bhakti-goeroe en wonderdoener met een grote sociale roeping, vanuit het Hindoeïsme  de sarva dharma missie gebaseerd op de fundamentele waarden van waarheid, liefde, rechtschapenheid en geweldloosheid, om de religies in de wereld te verenigen en de Hindoe cultuur van Vedisch offeren weer nieuw leven in te blazen,  zonder daarbij een nieuwe religie te stichten. Prema Sai Baba zal naar verluid er spoedig (2019?) zijn om de liefde voor het ware zelf van de mensheid te redden die verloren ging in al de strijd om de materiële controle.
Het grote verzet tegen niet alleen deze laatste serie van drie avatāra's maar tegen die van de hele avatāra wetenschap zoals in deze Inspiratie 2.7 a&b wordt  beschreven, komt van de kant van met name de moderne wetenschap, die de hele mystiek van het bestaan van een superpersoon en de hele persoonsgebonden methode van de hand wijst. Ze vormt voor dat instituut van kennis geen bewijs dat herhaalbaar, naar behoren controleerbaar of navolgbaar zou zijn en is dus niet zomaar aanvaardbaar. Bovendien heeft men geen vertrouwen in zijn persoon in zijn laatstgenoemde missies als gevolg van o.a. de roddel en achterklap rondom zijn verschijning. Zijn missie en zijn bewijzen, bevooroordeeld bekeken, worden niet zomaar begrepen. Een channa avatāra is nu eenmaal moeilijk te herkennen en te volgen in zijn methoden om het karma van de mensheid op zich te nemen en op de goede manier af te wikkelen. Het gehalte aan wonderbaarlijke fenomenen was ook met name bij de Sathya Sai Baba-incarnatie exceptioneel. Hij verrichtte grote wonderen, nam als celibatair een klassieke moraal predikend de last van de hele seksuele revolutie op zich van de twintigste eeuw, maar schrok ook niet terug voor gewone goocheltrucjes en andere grappen en grollen in zijn līlā, zijn spel en vermaak. Het is enkel dankzij de genade van zijn verschijning en activiteiten, waar ik persoonlijk getuige van mocht zijn in India, dat ik nu als schrijver, met het grootste zelfvertrouwen, hier als een toegewijde van al Zijn verschijningen over kan spreken. Vandaar ook dit boek met inspiraties bij het Śrīmad Bhāgavatam. Men moet het hele historische verband van de Persoon van Alle Leringen leren begrijpen om deze specifieke actuele verschijningen van Hem te kunnen herkennen en doorgronden.
Het uitsluiten en ontkennen van de persoon in het algemeen en de concrete werkelijkheid van zijn Ideale Persoon als filosofisch, historisch, spiritueel, psychologisch en theologisch onderwerp van studie, kan met alle redelijkheid en wetenschappelijk inzicht dat er vandaag de dag bestaat, niet worden volgehouden. Zelfs in de hardste wetenschap die we kennen, de natuurkunde, komt men tot de conclusie dat de waarnemer, degene die de metingen verricht, niet buiten de overwegingen van waarheid kan worden gehouden.  Bovendien snapt ook iedereen dat als je als persoon zelf gerespecteerd wil worden je zelf ook andere helden en grote personen zal moeten respecteren. Het impersonalisme en empirisch nihilisme van de klassieke reductionistische en mechanistische wetenschapsopvatting is onhoudbaar gebleken. Heel de materiële natuur bewijst zich in de modernste wetenschap van de deeltjesfysica alleen al als een persoonsafhankelijke veelvormige verschijning van energie waarbij de geldigheid van de westerse filosofie niet die van de oosterse verslaat, omdat ze, integendeel, er complementair een eenheid mee vormt. De puruṣa, de Persoon, is het kwantumveld zoals dat wordt overwogen in de theoretische fysica, "Ik ben het veld in alle velden" zo bevestigt Kṛṣṇa in de Bhagavad Gītā. Dit is het punt waarop de filognosie naar voren treedt als de omschrijving van de eenheid in de verscheidenheid van onze menselijke intelligentie, zelfverwerkelijking en persoonlijke, culturele en natuurlijke aanwezigheid. De miskenning van die eenheid, van die integriteit van bewustzijn, vormt het duister dat we met deze kennis willen bestrijden."

Zoeker: "Voor iedere avatāra lijkt er een andere reden te zijn dat Hij op aarde verschijnt. Wat is de algemene reden van zijn of hun verschijnen?"

Leraar: "Mensen raken bevangen door hun ego. Daardoor vervalst hun ik-besef. De onstoffelijke ziel is het ware ik, niet het lichaam dat men heeft. Dat is maar een jas van botten, sappen en vlees. Het vervalsen houdt in dat men zich steeds weer identificeert met de materiële belangen van het lichaam en wat daar bijhoort. Dat zich identificeren vormt ook de basis van de geestelijke onrust van de door de materie bevangen mens. Materieel verstrikt piekert de geest maar door over de strijdigheid van het eigen materiële belang in relatie tot dat van anderen. Men vervreemdt zo van zijn ware natuur, het innerlijke zelf van de Oorspronkelijke Persoon van Eenheid dat alle mensen gemeenschappelijk hebben. Dit gebrek aan verbondenheid gaat samen met een verminderende of wegvallende aandacht voor de cultuur van respect oefenen voor de Oorspronkelijke Persoon in de gedaante van een avatāra met deze of gene maatschappelijke orde van religieuze plichtsbetrachtingen, meditaties, gebed, samenzang en studie. Als de maatschappelijke klassen, die normaal zich laten leiden en inspireren door geestelijke scholing, leerscholen, leerboeken en leraren, door de werking van het valse ego op zichzelf gefixeerd raken en ze  bijgevolg minder of geen aandacht meer hebben voor de religie, het dharma en de cultuur van het steeds weer terugvinden van onderlinge verbondenheid, innerlijke harmonie en vrede middels meditaties, ontwikkelen mensen allerlei slechte eigenschappen. Men houdt hypocriet misschien nog een tijd lang de schijn op, maar  uiteindelijk raakt de hele cultuur ontwricht en neigt men tot vernietiging van de planeet, zoals je dat in de 20e en 21e eeuw zich met  talloze crisesverschijnselen kan zien ontwikkelen.
In de Bhagavad Gītā staat in het vierde hoofdstuk een heel beroemd vers (vers zeven) waarin Kṛṣṇa tegen Arjuna zegt dat telkens opnieuw, daar en wanneer het dharma - de religie, de rechtschapenheid en het respect voor de natuur en de natuurlijkheid - verloren gaat en de mensen zich slecht en egoïstisch gedragen, Hij in de gedaante van deze of gene avatāra op aarde zal verschijnen om het dharma weer opnieuw leven in te blazen, de kwade karakters af te straffen en de toegewijden te beschermen. Als mensen geestelijk gezond willen blijven kunnen ze psychisch niet ontsnappen aan de noodzaak hun eigen ideale zelf onder ogen te zien en na te streven. Daarom zullen ze, zich bewust van hun persoonlijke beperkingen, steeds naar Hem op zoek gaan en voor Hem bidden. Zo vindt Hij dan, afhankelijk van de tijd en de plaats, telkens weer een andere manier om naar voren te treden en de orde in de wereld te herstellen. Gezien de bijzonder ernstige maatschappelijke wantoestanden van de laatste halve eeuw en de enorme vernietiging van de planeet en de levensvormen op mondiale schaal die er plaats vindt, is het dan ook begrijpelijk dat we nu horen van - en ook kunnen getuigen van - een drievoudige incarnatie van Hem. Ikzelf raakte van deze verschijning van Hem overtuigd toen Hij zich persoonlijk op niet mis te verstane wijze aan mij manifesteerde middels zijn bijzondere vermogens. Ook al is dat voor een ander, zonder Zijn genade, niet wetenschappelijk te controleren of te herbeleven, toch kan je hetzelfde vernemen van vele anderen die van Hem overtuigd raakten. Ook bevestiging uit verschillende bronnen is een vorm van aanvaardbaar bewijs. De meeste religies ontlenen daar hun geldigheid aan. Je hoeft immers b.v. zelf ook geen vliegende schotel gezien te hebben om overtuigd te raken van het bestaan van dat soort verschijnselen van buitenaardse bezoekers. Traditioneel noemen we het vertrouwen op de getuigenissen van anderen geloof. Ondanks haar methoden is de wetenschap er ook niet vrij van. Zonder geloof in Zijn geestelijk gezag, werkelijke aanwezigheid,  en overwicht is er natuurlijk geen enkele religie of enkel maar een geslaagde en duurzame cultuur van meditatieve spiritualiteit denkbaar. "

Zoeker: "Komt met Hem in deze drievoudige verschijning een einde aan dit tijdperk van verval?"

Leraar: "Volgens de berekeningen van de Hindoes is dit tijdperk nog maar net begonnen en is deze verschijning slechts één van de vele channa verschijningen in dit Kali tijdperk. Hij zal de orde herstellen en het verval terugdringen, dat wel, maar er is ook sprake van een avatāra van Viṣṇu die definitief een einde maakt aan dit tijdperk in zijn geheel. Die verschijning wordt Kalki genoemd. Men stelt zich Hem voor als rijdend op een wit paard met een zwaard om de kwaden te bestraffen."

Zoeker: "Zit er enig systeem in Zijn verschijnen in de loop der eeuwen?"

Leraar: "Jazeker. In het begin van een beschaving is er een wereldcultuur van boete doen met de wijzen en de stamvaders die de cultuur ontwikkelen. De nadruk ligt dan op verschijningen van Hem als de doorgaans ongeziene Persoon van de Schepper die Vedisch Brahmā wordt genoemd.  Halverwege is er dan consolidatie van de cultuur met godsbewuste mensen die een voorbeeld vormen, religieuze plechtigheden en edelen die bemiddelen tussen de geestelijkheid en het volk. Dat soort avatāra's zijn typisch de Viṣṇu verschijningen zoals we die bespraken. Zij herstellen steeds de orde. Op het einde van beschavingsperioden als er veel verval en vernietiging, goddeloosheid, woede en chaos ontstaat, ligt de nadruk op verschijningen van Hem als de vernietiger Śiva. Dan mediteert men alleen nog maar zonder veel achting voor de geschriften, voor elkaar of voor de algemene regels van het dharma."

Zoeker: "Van wat voor machtsmiddelen bedient Viṣṇu zich eigenlijk om ons weer op het goede spoor te zetten?"

Leraar: "Het is niet mogelijk een volledige beschrijving te geven van zijn vermogens. De wijzen uit het verleden konden dat niet, laat staan ik nu, en al helemaal kunnen de anderen dat niet die na ons komen. Zelfs al zou je in alle sterrenstelsels kunnen rondkijken, zou je Zijn grenzen niet kunnen bepalen. Denk alleen maar aan de manier waarop Hij zich als Trivikrama, Hij van de drie stappen, Zich manifesteerde als de dwerg Vāmana. Met slechts een klein gebied toegewezen slaagde Hij erin de hele wereld te omspannen met Zijn bovenzinnelijke greep op de mensheid. Dit soort van processen van bewustwording en correctie van dharma zijn moeilijk in woorden te vatten. Daarvoor hebben de Hindoes hun verhalencultuur zoals vastgelegd in o.a. deze Purāṇa over Viṣṇu en met name Zijn verschijning als Kṛṣṇa. Er zijn wel indelingen en beschrijvingen van de z.g. siddhi's, maar daarover vertel ik je later meer.  Om Hem te leren kennen is Zijn genade nodig. Die is er slechts voor oprechte zoekers die zich kunnen overgeven en bereid zijn hun leven om te gooien. Met wat academische belangstelling kom je er niet. Dan lik je slechts aan de honingpot i.p.v. de honing zelf te genieten, zo luidt een populaire Vaishnava metafoor. Dubbelhartig wordt je de enorme invloed van de materiële wereld niet de baas, zo'n oceaan van moeilijkheden kan je alleen oversteken in een boot van bhakti, van toewijding en overgave aan Hem.  Alleen zij die bewust nee zeggen tegen het 'ik' en 'mijn' van een normaal fysiek burgerleven kunnen daarin slagen. Je moet je zelfzucht en bezitsdrang opgeven. Reis a.h.w. licht en herken je eigenbelang in dat van een ander. Die vorm van verlichting is nodig om bevrijd te raken."

Zoeker: "Speelt Hij met Zijn almacht niet gewoon een spelletje met ons? Wat kunnen wij dan doen?"

Leraar: "Jij en ik en alle toegewijden op alle niveau's van realisatie in ieder stadium van emancipatie met ieder van de drie basiskwaliteiten van de natuur en de zestien fundamentele burgeridentiteiten van de vier basisberoepen in combinatie met de vier afdelingen van de leeftijd, vormen, zoals eerder gezegd, 3456 verschillende soorten van mensen of posities in Zijn spel van orde. Dit spel verbijstert ons voortdurend en doet ons makkelijk ons ware zelf van Zijn Superziel binnenin ons vergeten. Je kan dit spel alleen maar echt aanvaarden en meespelen en dus een goed leven leiden, als je door te mediteren op Zijn Persoon van Spel en Vermaak steeds in contact staat met Zijn kennis, gelukzaligheid en eeuwigheid. Zonder die nectar van Heer Kurma waar we steeds om zitten te touwtrekken met de mensen die enkel op macht en bezit uit zijn, kunnen we niet leven, geloven, gelukkig zijn en in welvaart leven. Zonder daarin met Vāmana materieel bescheiden maar spiritueel groots te zijn, reik je te hoog en val je te diep, en dan gaat het leven pijn doen, wordt het een kwelling en vindt je nooit het zelfrespect dat je altijd zoekt. Respecteer daarom steeds het voorbeeld van andere achtenswaardige toegewijden, ook die van andere overtuigingen, maar in het bijzonder de Vaishnava's natuurlijk,  en volg hun aanwijzingen. Of je nu een maatschappelijke randfiguur bent, een vrouw bent,  een andere huidskleur of culturele achtergrond hebt, er een afwijkende seksuele voorkeur op nahoudt, iemand bent die contractueel vastzit aan een baan en schulden heeft of iemand  bent die het aan een goede opvoeding en opleiding ontbreekt, het maakt niet uit, een ieder kan bevrijding vinden die Hem acht en op Hem mediteert met in gedachten de basisregels van je niet bedwelmen, seksuele trouw, het delen van je bezit en vegetarisch - maar volwaardig - eten in mededogen voor je medeschepselen op deze planeet. Je hoeft geen monnik te zijn, een filosoof of een yogi. Als je gewoon een baantje - bij voorkeur als vrijwilliger - hebt, met achting voor de natuurlijke orde van de tijd je niet te buiten gaat aan drugs en alcohol, seksueel eenkennig blijft, je huis en bezit regelmatig weet te delen met anderen en je moeite doet om zuiver, bij voorkeur biologisch, vegetarisch te eten met matigheid en/of een regelmatige dag vasten om niet dicht te groeien, kan je de illusies die de materiële wereld steeds oproept de baas worden en je de kennis die je nodig hebt voor je zelfverwerkelijking eigen maken.
Dat wat we Judaïstisch Jaweh noemen, Christelijk God of Vedisch Brahman, Islamitisch Allah, Taoïstisch Tao, Boeddhistisch Dharmakaya, en natuurkundig het kwantumveld,  is het Absolute van de Geest dat bekend staat als onbeperkt geluk vrij van verdriet. Dat is de uiteindelijke positie van de Oorspronkelijke Persoon van de Zelfverwerkelijking, het doel van alle emancipatie tot zelfstandigheid èn verbondenheid die alle illusie verjaagt. Die staat vrij van de last van de dualiteit is moeilijk in concrete termen te omschrijven. Het is de eigenlijke aard van de Ziel van Alle Zielen, de Oorzaak van alle Oorzaken, de Oerpersoon die vrijwaart van angst en doet ontwaken tot Zijn Volkomen Geheel. In die staat van bewustzijn ben je onafhankelijk, genadevol en vergevingsgezind en hoef je niet meer te streven naar controle en perfectie middels onthouding. Drinkend van die bron heb je nimmer dorst immers. Die Heer van die Oerpersoon van de Goedheid, de Eigenlijke Persoon van Behoud, is de meester van al het geluk, Hij beloont je met geestelijke vervulling voor al het goede werk dat je deed overeenkomstig je aard en materieel vermogen. Je lichaam vergaat misschien, maar de ongeboren ziel, je ware zelf dat als een vierde dimensie boven de materie bestaat, zal nimmer vergaan, net zo min als de donkere energie uitgeput raakt bij de schepping van de kosmos."   Zoeker: "Waar komt dit verhaal nu eigenlijk vandaan? Ik snap dat u deze kennis put uit het rijke verleden van de geestelijke cultuur van de mensheid. Maar is er één bron aan te wijzen?"

Leraar: "Mijn beste zoeker, de zekerheid die je zoekt vindt je in het zowel tijd- als persoonsbewust, meditatief harmoniëren met het hele universum, de ganse natuur, met de eigenlijke persoon binnen je die de Allerhoogste Heer is en de schepper van deze cultuur en dit universum. Alles wat je kan waarnemen om je heen, alles wat je je voor de geest kan halen, kan geen andere oorzaak hebben dan Zijn Absolute Persoon. Dit verhaal over Hem als de Fortuinlijke die zowel herkenbaar is in vele historische persoonlijke verschijningen in de buitenwereld als binnenin jezelf, is in de vorm van dit boek zelf ook weer een verschijning van Hem, een vorm die door Hemzelf in de persoon van o.a. Śukadeva en Caitanya Mahāprabhu als channa verschijningen vanuit Vedisch bewust India, één van onze oudste culturen op aarde, werd doorgegeven. Kṛṣṇa beantwoordt deze vraag die ook Zijn vriend Arjuna stelde ongeveer als volgt: 'Er waren vele verschijningen van Mij in het verleden. Ik identificeer Me met hen allen, maar, omdat jij zoiets niet doet, twijfel je aan de eeuwige waarde, werkelijkheid en aanwezigheid van Mijn persoon als de eigenlijke bron en oorzaak. Zo kan deze boodschap beweerd worden van de zonnegod te komen en van de heilige koningen op aarde vóór Mijn verschijnen als Kṛṣṇa, maar steeds ben Ik dat allemaal.' En zo ontving ik als een doorgeefluik, als een leraar van dit boek, het verhaal van Hem uit de oerbron.
Beste zoeker, het is nu aan jou om deze boodschap zo tekstgetrouw, maar ook  in toelichtingen zo aangepast aan tijd en plaats als mogelijk is, door te geven en de mensheid, ongeacht de plaatselijke cultuur of religie, aldus te inspireren tot toewijding voor Zijn Eeuwige Aanwezigheid. Laat iedere wereldburger verlichting en bevrijding vinden door zich te zuiveren in deze transcendentale filognosie, deze ātmatattva kennis ter wille van de zelfverwerkelijking die de hele mensheid verenigt, zelfs al is men zich dat niet bewust. Hij, de Heer van Alle Kennis, is immers de ondersteuner van alles en iedereen. Hoe kunnen we met Hem helder voor de geest nu ooit elkaar bestrijden en de vernietiging tegemoet gaan? De beschrijving van Zijn materiële aanwezigheid is het bluswater voor al het vuur van de strijd die wij als mensheid leveren in onze onwetendheid over Zijn Transcendentale Ongeziene Persoon van Goedheid en Behoud als de vredesformule. Je kan Hem aanbidden met welke naam je maar wilt, als zijnde God, Heer, Profeet of Toegewijde, maar zonder deze wetenschap van de zelfverwerkelijking gaan wij met de hele planeet ten onder in de strijd van het valse ik-besef, in de strijd van het materiële ego van afgekeerd zijn van Zijn en onze bovenzinnelijke eenheid."

Bron voor deze Inspiratie:
S.B. Canto 2, Hoofdstuk 7






The Person

De Persoon

Admin edit SideBar

Blix theme adapted by David Gilbert, powered by PmWiki