Boek2

Inspiratie 7a



De Avatāra's Vóór Kṛṣṇa

Zoeker: "Om even bij te praten, ik begrijp van u dat u van plan bent de avatāra's van de oude Vedische cultuur te bespreken zoals de Hindoes zich die herinneren, maar hoe zit het met de avatāra's van de moderne tijd, het tijdperk van de politieke redetwist?"

Leraar: "De klassieke līlā avatāra's van Viṣṇu, zoals men ze in een hoofdzakelijk mytische zin kent in India, dateren van voor de laatste verschijning ongeveer 5000 jaar geleden van de Oorspronkelijke Persoon in de geaardheid goedheid, die Kṛṣṇa wordt genoemd. Hij vormt het einde van de Vedische periode van grote goddelijke koningen waarin de adelstand de wereld regeerde in eenheid met de cultuur van de wijsheid. Sedert Zijn verdwijning spreken we van het tijdperk van de politieke redetwist, ook wel Kali-yuga of het ijzeren tijdperk genoemd, waarin die eenheid gebroken is. In dit huidige tijdperk worden al de verschijningen van Viṣṇu niet langer universeel erkend, ze zijn bedekt en worden channa genoemd, omdat ze op zich nemen en blijk geven van de minder eerzame karmische last van al de strijd in de moderne wereld. Ze zijn niet langer van een algemeen overwicht maar betrokken bij het verdedigen van verschillende afzonderlijke aspecten van het goddelijke dharmische belang dat gevaar loopt. Dat is er de reden van dat zij, alsook de andere avatāra's van Brahmā en Śiva, controversieel zijn.
Ze roepen twijfel op omdat ze niet langer Zijn klassieke volledige beheersing van het materiële en menselijke bereik laten zien. Deze channa avatāra's worden dus niet algemeen aanvaard, hoewel ze blijk kunnen geven van enkele of zelfs al de klassieke perfecties zoals die beschreven worden in de geschriften, Zijn bijzondere talenten genaamd de siddhi's zoals die van alwetendheid, alomtegenwoordigheid en het verrichten van wonderen etc., met inbegrip van Zijn integriteit van en controle over de zes volheden van de intelligentie, macht, schoonheid, verzaking, roem en rijkdom. Niettemin staat Hij vandaag de dag nog bekend als Bhagavān of de Allerhoogste Heer bij veel mensen in India en ook daarbuiten die Hem konden herkennen vanwege Zijn bijzondere genade voor hen als zijnde Zijn geestelijke metgezellen of expansies voor het verrichten van plichten in Zijn missie als een avatāra. Hij verschijnt nimmer alleen maar met een heel gezelschap van bekende karakters die samen met Hem incarneren, als secundaire gespecialiseerde avatāra's, om het karwei van het verdedigen van het dharma te volbrengen en de overgegeven zielen te beschermen. Ik zal deze secundaire incarnaties later voor je beschrijven. Mijn uiteenzetting zal daarom allereerst gaan over de algemeen aanvaarde verschijningen van de Oorspronkelijke Persoon tot aan Kṛṣṇa.
De verschijningen van Zijn Persoon nà Kṛṣṇa zal ik ook bespreken, maar bedenk wel dat ze dus niet als zodanig door iedereen worden aanvaard, ze staan ter discussie. Kṛṣṇa geniet de bijzondere aandacht in het boek de 'Bhāgavata Purāṇa' of het 'Verhaal van de Fortuinlijke', dat we nu bespreken, precies omdat Hij, boven twijfel verheven, het keerpunt vormt in de cultuur van de wijsheid. Sedert Zijn verschijnen treft men de cultuur van de wijsheid enkel nog aan in de uithoeken van de cultuur, in sekten, onderafdelingen, nieuwe religieuze en filosofische geestelijke leerscholen en andere subculturele associaties die de traditie doorgeven met een verschillend accent naar gelang de plaats en tijd. Aldus ontwikkelde de hele cultuur van de Oorspronkelijke Persoon van Alle Tijden zich tot een enorme puzzel. Zij, de stukjes van deze puzzel, handhaven en rechtvaardigen allen hun religieuze status omdat ze het ene of andere aspect vertegenwoordigen van Zijn traditie en feitelijke intelligentie.
De filognosie van de zes darśana's (de filosofische gezichtspunten omtrent de persoon) en de filosofie van de tijd die we hier verdedigen, is ook zo'n nieuwe interpretatie van de klassieke overgeleverde kennis en zal dus nimmer algemeen aanvaard worden rondom de wereld. De dagen van de externe universele dominantie van Zijn Persoon van Controle zijn voorbij. Er is te veel menselijk ego en te weinig menselijk alomvattend begrip. Hij is simpelweg te veel voor een ieder of enige cultuur om te omvatten. Zijn allerhoogste controle, intelligentie, integriteit en alomvattendheid in deze tijd en dit tijdperk moet vanbinnen worden gezocht en gevonden door meditatie, studie en onze individuele toegewijde dienst. Zijn hoofdbelang in het tijdperk van de redetwist is het dharma te herstellen dat verloren ging in de moderne strijd om de macht en beheersing en om al Zijn culturen en subculturen, al Zijn religies, in vreedzame coëxistentie en functie te behouden, op dezelfde manier waarop we verschillende scholen hebben, zoals de lagere school, de middelbare school en de universiteit, in één gelijksoortig scholingssysteem wereldwijd. Deze politiek wordt heden ten dage sarva dharma genoemd, alle religies verenigd in Zijn fundamentele dharma van het verdedigen van het respect voor Zijn Oorspronkelijke Natuur en Persoon. Zijn verschillende culturen vormen allen verschillende hoofdstukken in hetzelfde boek van religieuze geschiedenis. In onze filognosie is het onze uitdaging ons bewust te worden van deze integriteit en alomvattendheid van de geestelijke kennis en praktijk, om waardering te hebben voor het geheel van dit geschiedenisboek omtrent de Persoon van Alle Tijden en te helpen in het rechtschapen toevoegen van een ander hoofdstuk onder Zijn leiding, want dat boek is eenvoudigweg nooit af."

Zoeker: "Hartelijk bedankt voor deze uitleg. Ga alstublieft door en hou niet op met praten over Zijn verschijningen tot het laatste hoofdstuk van dit geschiedenisboek vandaag de dag duidelijk is."

Leraar:

'1) "Toen de wereld en de mensheid in een diepe onbewuste staat verkeerde, verscheen Hij in de vorm van allerlei soorten offers. De leider van de mensheid in die dagen was een demonisch heerser die enkel geïnteresseerd was in goud en macht. Maar vanwege al de offers die de mensen brachten ter verdediging van het dharma, of het rechtschapen gedrag in tegenstelling tot het materiële motief, zag de wereld voor het eerst het licht van Zijn Aanwezigheid als de Ene Verenigde Mensheid, zodat ze door de Oorspronkelijke Persoon werd opgetild uit de universele oceaan van onwetendheid als was Hij een everzwijn die aangevallen door een dier dat beest de lucht in werkt. De kwade heerser aldus verslagen wordt herinnerd onder de naam Hiranyākṣa en dit soort van verschijnen onder de gewone man van de eenheid van de Oorspronkelijke Persoon van het Dharma wordt herinnerd als Varāha, de zwijn-incarnatie.

'2) De volgende vorm die door de Oorspronkelijke Persoon van het Voorbeeld werd aangenomen deed zich voor in de verschijning van juiste regulatie (suyama). Juiste regulatie was voortgekomen uit de ontdekking van de mensheid dat met gepaste offers (suyajña) in combinatie met de nodige beloningen (dākṣina) de goede bedoelingen (ākūti) van de stamvader van smaak en glorie (prajāpati ruci) kon worden gerespecteerd, zodat een rechtschapen samenleving kon worden gegrondvest. Dit herinnert men zich ook aan de hand van de interactie van personen die namen dragen overeenkomstig deze Sanskriet termen met Suyama als de avatāra die geboorte nam uit ouders genaamd Suyajña en Dākṣina etc. De toenmalige vader van de mensheid, die de naam Svāyambhuva Manu droeg ofwel 'hij die zijn bestaan ontleent aan het eigen bestaan van God of Brahman', noemde die spontane verschijning van menselijke zelfbeheersing Hari, de Heer."

Zoeker: "Als ik u even mag onderbreken, waren deze avatāra's nu belichaamd of niet?"

Leraar: "Al de avatāra's van Viṣṇu moet men beschouwen als zuiver spirituele aanwezigheden. De gedaanten die Hij aannam door die aanwezigheid kunnen inderdaad kenmerken zijn van beschaving zoals met de verschillende offers en de juiste regulatie in deze twee eerste avatāra's van Varāha en Hari. Maar ook andere, meer herkenbare persoonlijke verschijningen van Zijn aanwezigheid zijn mogelijk zoals je zult zien.

'3) De derde avatāra van Viṣṇu, de Oorspronkelijke Bovenzinnelijke Persoon van de Goedheid, staat traditioneel bekend onder de naam Kapila. Zijn naam staat voor de remedie van het analytisch denken. Die remedie was het resultaat van 'de schaduw van de schepper' in combinatie met het 'offers brengen voor de goden.' Deze twee representanten herinnert men zich als de ouders van Kapila genaamd Kardama en Devahūti. Het betekent dat als men offers brengt ter wille van de deugd men geïnspireerd kan raken door de perfectie van dat doel en dus over kan gaan tot creatieve spirituele activiteiten. Die creatieve geest resulteerde voor de mensheid in een soort van schaduw: het analytisch denken, de filosofie van het in stukken opdelen van het volkomen geheel in begrijpelijke en onderling samenhangende delen. Het analytisch denken vormt een schaduw omdat het een soort van kunstmatige overdekking vormt van de zuivere geest in dienst van het geheugen van de mensheid. Om die reden dienen alle analytische denkers en hun navolgers te mediteren om in contact te blijven staan met de zuivere geest van Zijn Volkomen Geheel, anders zullen ze zich verliezen in eindeloze argumenten van structuralistische en rationalistische aard. Van Kardama, de avatāra voor deze analytische geest, wordt beweerd dat hij negen zusters had die trouwden met de grote wijzen nà hem, en dat Hij Zijn moeder onderrichtte in de spiritualiteit van de zelfverwerkelijking om vrij te komen van de materiële kwaliteiten. Ik zal je hier later meer over vertellen.
Zoals je zult begrijpen, wordt in het Hindoeïsme, ter wille van de Oorspronkelijke Persoon van het Begrip, ieder abstract onderwerp van spirituele wijsheid een persoonlijke naam en geschiedenis toebemeten. Dit houdt niet in dat deze mythische personen nimmer werkelijk bestonden. Dat kan heel goed wel zo zijn. Mensen krijgen namen overeenkomstig de wens van hun ouders en zij, als hun kinderen, zijn geneigd aan deze eisen te beantwoorden. Aldus kan de Heer in vele verschillende gedaanten verschijnen in reactie op de gebeden van de mensen en op die manier Zijn persoonlijke geschiedenis van verschijningen in een menselijke gedaante als avatāra's heel echt maken.

'4) De vierde traditionele avatāra die verscheen vóór Kṛṣṇa's aanwezigheid op aarde droeg de naam Dattātreya, 'de drievoudige die werd gegeven'. Hij werd geboren als de zoon van een wijze genaamd Atri. De naam Atri staat voor 'de verslinder', want hij had een grote honger, een sterk verlangen om alles te weten te komen wat er maar gekend kon worden. Hij bad voor nageslacht en daarom zei de Allerhoogste Heer tot hem: 'dan zal Ik Mezelf aan je geven.' En zo werd Hij, als Atri's zoon, 'datta' genoemd ofwel gegeven. Het 'treya' heeft betrekking op de drievoudige aard van de natuur en de guna avatāra's, want, naast Viṣṇu, stond Hij ook voor de autoriteit van Brahmā en Śiva. Hij werd geboren uit de menselijke honger naar kennis, de behoefte om alles te weten, waar Atri voor stond, en dus was Hij er als de integriteit van de drievoudige aard van de Hoogste Goddelijkheid van de Persoon van de Kwaliteiten. Zijn leven lang trok hij rond als een bedelmonnik, als iemand van volledige verzaking, ook wel een avadhūta genaamd. Zijn instructie vormt een belangrijk onderdeel van de zogenaamde Uddhava Gītā, een basisinstructie van Kṛṣṇa die deel uitmaakt van deze Purāṇa, deze verzameling van verhalen (boek 11). Dattātreya is de avatāra van de Persoon van Alle Tijden die de hele kern van de mystieke kennis van de yoga zuiverde. Hij was degene die geestelijke en materiële welstand bracht in de dynastie waarin uiteindelijk Kṛṣṇa Zijn geboorte nam.

'5) De vijfde avatāra vermeld in de Bhāgavata Purāṇa wordt Catuhsana genoemd, 'de vier Sana's'. Dit was een viervoudige incarnatie in de vorm van vier brahmaanse broers genaamd Sanaka, Sananda, Sanātana and Sanat-kumāra, die lichamen hadden met de afmeting van een kind. Ze waren er ter bevestiging van de sana, de langlevendheid, de duurzaamheid van de bijdrage van een ieder zoals ik die, van boetedoening en verzaking zijnde, zich op een missie bevindt om de culturen van de drie werelden te scheppen. In voorgaande tijdperken was de geestelijke waarheid al eens uiteengezet, maar die was verloren gegaan in een oceaan van materiële onwetendheid. De vier Sana's, die staan voor de handhaving van de traditionele wijsheid van de mensheid, en die werden geboren uit het verlangen van Brahmā, de schepper, om deze filognosie deze ātmatattva in ere te herstellen, riep toen opnieuw deze kennis in het leven zodat de wijsheid van de ziel duidelijk zichtbaar werd voor alle wijzen. Door te mediteren kan je in je hart bij de gratie van deze vier wijzen de integriteit ervaren van de Oorspronkelijke Persoonlijkheid van de Ziel.

'6) Op basis van het vermogen (dakṣa) van de stamvaders waren er in combinatie met hun religiositeit en rechtschapenheid (dharma) beeltenissen (mūrti's), die er zijn om een duidelijk beeld van de menselijkheid en juiste gedragswijze van de mensheid te verschaffen. Deze menselijke gedaante van de Heer werd aangenomen door de zesde incarnatie in de gedaante van de tweelingen Nara-Nārāyaṇa. Met hun persoonlijke kracht en heerlijkheid, die werd verkregen door boetedoeningen, overtreffen Ze de aantrekking van de hemelse schoonheden die een mediteerder kunnen benaderen met de verleiding van Cupido om te breken met zijn geloften. Lust kan worden verslagen door de blik van de vrouwelijke schoonheid af te wenden. Dat wordt beoefend door de grootste zielen van meditatie op de seksuele vereniging zoals de volgelingen van Śiva. Dit soort mediteerders kunnen echter niet vrij zijn van de overweldigende effecten van hun eigen intolerantie. Maar aangezien zulke emoties niet het hart kunnen binnendringen van de Persoon van de Goedheid, Viṣṇu, die ver boven dit alles verheven is, kan de lust van wie dan ook die Hem trouw is nooit angst voor de terugslagen van het weerstreven van de lust inboezemen. Met Hem, de Behouder, vormt de lust zo geen bedreiging meer voor het behoud van de goedheid. De mensheid geconfronteerd met de noodzaak van het beheersen van de seksuele lust, de ongereguleerde aard van de liefde, kwam aldus met deze incarnatie van de persoon van de Goedheid en Liefde Die Sterker Is dan Cupido, tot de controle over de driftmatige seksualiteit en kreeg zo de kans om in liefde met Hen te leven."

Zoeker: "Als ik het even mag vragen, bent u met het beschrijven van deze reeks avatāra's de evolutie van de menselijke beschaving aan het beschrijven? En wat houdt dat in voor de toekomst?"

Leraar: "Zoals gezegd reïncarneert de Heer om het dharma te herstellen, de natuurlijkheid en de menselijkheid van de mensheid, voor zover ze van respect is voor de Betere Persoon van Onze Idealen. Er is een weg naar boven en een weg naar beneden in het leven. In een zeker opzicht raken we in toenemende mate de weg kwijt met menselijke waarden die almaar minder gerespecteerd worden generatie na generatie, maar dat verval waargenomen in dit tijdperk van de redetwist heeft als zijn tegenhanger een helderder en makkelijker te bewandelen pad van bevrijding. Het contrast is groter en zo is de weg naar boven ook makkelijker te vinden en te achten. Voor de Hindoes is er het geloof in de cyclische aard van de menselijke geschiedenis. Na een periode van materiële en morele voorspoed, volgen perioden van geleidelijk verval die weer op hun beurt zullen resulteren in een periode van wedergeboorte en herstel van de cultuur van de menselijke waarden. Zo komen beschavingen op, gaan ze ten onder en vinden ze hun wedergeboorte. Maar vanuit een westers gezichtspunt van vooruitgang dat niet deze kringloop ontkent, geldt dat hoe meer we leren over de weg naar boven en van wat er verkeerd ging, hoe beter we iedere keer zullen worden in deze cycli van opkomen en ten onder gaan. Het is alsof je in een historische achtbaan zit. Voor zielen van geloof en deugd die uitdagingen aankunnen in combinatie met een progressieve en rechtschapen mentaliteit is er een helder stralende toekomst. Uiteindelijk zullen zij zich in een betere toekomst bevinden. De minder gemotiveerde zielen die niet bereid zijn de last onder ogen te zien van noodzakelijk te leren lesjes, mogen terugkeren naar de dierlijke staat zonder nogmaals een menselijk lichaam te krijgen, zo geloven de Indiërs vanuit hun perspectief van reïncarnatie. Laat me nu doorgaan met mijn bespreking.

7) Er was ooit een Vedische prins genaamd Dhruva, nog maar een kind van vijf jaar oud, die, zo gaat het verhaal, gekwetst was door de woorden van een bijvrouw van zijn vader, een koning genaamd Uttānapāda ('poolster'). De jongen begaf zich daarop naar het woud om ernstige boetedoeningen te volbrengen ter verdediging van zijn eer. De Heer tevreden over zijn gebeden presenteerde zich toen aan Dhruva in de vorm van het centrum van de sterren, het onbeweeglijke 'dhruva' draaipunt van hun rotatie, als het punt van aandacht voor alle meditatie op Zijn universele gedaante. De klassieken beschouwen, gezien de naam van zijn vader, de poolster als zijnde dit punt, dat ook wel dhruva-loka wordt genoemd, als een waar te nemen centrum van draaiing van de sterrenomloop, maar heden ten dage hebben we een beter begrip van het universum en weten we dat het centrum van het sterrenstelsel is gelokaliseerd te Saggitarius A. Deze zevende avatāra van Viṣṇu zoals gevonden in het draaipunt van het 'wezen van de verscheiden materiële natuur' wordt in het Sanskriet Priśnigarbha genoemd. Deze verschijning van Hem heeft de potentie een in de toekomst zich ontwikkelende filognostische - een klassieke en op alomvattendheid gebaseerde - beschaving te motiveren voor een z.g. galacto-centrische tijdhervorming, een ander tijdsbegrip dat rekening houdt met de rotatie van onze zon in het sterrenstelsel. Men kan Hem respecteren met een datum voor een 'galactische dag' of een zonnejaar relatief t.o.v. het centrum van de melkweg

8) Een Vedische koning ganaamd Vena, 'de bezorgde', werd op een dag vervloekt door de brahmanen omdat hij hoogmoedig was in het innemen van de positie van de Heer. Nadat hij als gevolg daarvan ten val was gekomen, baden de geleerden voor een rechtschapen opvolger van zijn troon. Vanwege die gebeden nam de Heer van de Goedheid, Viṣṇu, de achtste avatāra-gedaante aan van een Vedische vorst genaamd Pṛthu. Hij herstelde het aanzien van de troon die Zijn vader had bedorven en bereikte, door het wereldwijd (of 'pṛthu' ) vestigen van de wetenschap van de landbouw, een goede oogst aan gewassen om de aarde met succes te bevolken. Deze achtste avatāra herinnert men zich om bescheiden te blijven met de Allerhoogste Persoon Vanbinnen en aldus te leven in voorspoed met het vreedzaam en dienstbaar zijn met de handhaving en cultivering van de natuur, de moeder die ons altijd te eten geeft.

9) Met het doen van yoga kan iemand een niemand lijken en een dwaas als hij, ondanks al zijn intelligentie en talenten, afgekeerd leeft van alle maatschappelijke betrokkenheid. Als gevolg daarvan kan iemand zijn vrouw en baan en zelfs zijn huis kwijtraken en als een zwerver dakloos worden. Niettemin kan men in die positie functioneren op het hoogste niveau van succes in de wijsheid, aangezien bevrijd van wereldse invloeden met het aanvaarden van de spirituele essentie, men ware onafhankelijkheid bereikt, de eigenlijke bedoeling van de emancipatie. Ter Wille van de eer van de Oorspronkelijke Persoon van de Wijsheid en Verzaking, verscheen Viṣṇu in de negende gedaante van een grote Vedische koning genaamd Ṛṣabha, 'de allerbeste', die na een geslaagde regeerperiode de troon achter zich liet en het koninkrijk overliet aan Zijn vele zonen. Hij trok zich terug uit alle sociale betrokkenheid en zwierf vuil en schijnbaar dwaas rond om niet te worden herkend door wie dan ook. Hij vormde het grote voorbeeld van de eer en verlichting van de egoloosheid in de wijsheid zoals die nodig is voor alle serieuze beoefenaren van de boete en verzaking in de yoga. Misinterpretaties van Zijn voorbeeld leidden tot ketterse, zogenaamde māyāvādi filosofieën die de wereld verdedigden als zijnde een illusie met het prediken van niet-betrokken zijn als het enkele doel. Maar niet-betrokken zijn geldt alleen maar de positie van het mediteren en niet de positie van het met de naaste in wederkerige actie genadevol en toegewijd zijn jegens de zaak der goddelijkheid. De wereld geeft aanleiding tot illusies maar is zelf geen illusie, ook al biedt ze dan tijdelijke vormen. A-karma of materiële werkeloosheid houdt niet in dat men altijd afzijdig moet zijn en dat men niet een dienaar en toegewijde moet zijn van de spirituele bedoeling van de Oorspronkelijke Persoon Vanbinnen en Vanbuiten. Zijn wetenschap is alomvattend per slot van rekening.

10) De mediteerder reguleert zijn ademhaling met behulp van de Vedische mantra's en lofzangen. Voor dat doel leest hij of zij steeds regelmatig de geschriften en gebruikt hij gebedskralen om zijn zin voor de tijd te behouden samen met een materieel houvast in het geconcentreerd blijven op Zijn bovenzinnelijkheid. Met deze geschriften kan men zich creatief inspannen, zoals ik dat nu doe, om ze aan tijd en plaats aan te passen, zoals dat Vedisch aangewezen is. Aldus ontleent men inspiratie aan het zogenaamde creatieve licht genaamd de brahmā-jyoti, een gouden glans, die op de tweede plaats staat - net als een analytische schaduw - ten opzichte van het licht van de ziel genaamd de ātma-jyoti, de eigenlijke bedoeling van de emancipatie. Teneinde van genade te zijn met alle creatieve intellectuele inspanningen in Zijn belang nam de Heer de geestelijke gedaante aan van een paard genaamd Hayagrīva, die men kan herkennen in de neusvleugels van de mediteerder als hij regelmatig ademhaalt zoals een paard dat doet in dienst van zijn meester. Aldus leidt Hij iedereen van Zijn belang terug van de gouden glans van het scheppen naar het primaire licht van de ziel en Zijn goedheid. Zonder Hem zou men uiteindelijk, als een slachtoffer van de lagere materiële kwaliteiten, verbranden in het vuur van de eigen creativiteit als een ketter op de brandstapel.

11) Er bestaan grote natuurrampen voor de mensheid in de vorm van vulkaanuitbarstingen, meteoren, aardbevingen en overstromingen. Ze vormen het natuurlijke einde van soms complete beschavingen en aldus dragen ze die betekenis voor de mensheid, soms geïnterpreteerd als een wraak van God of straf voor onze zonden. Maar dat is bijgeloof natuurlijk. Gemarkeerd door dat soort gebeurtenissen of niet, tijdperken van beschaving zijn gedoemd op de een of andere manier te eindigen. Geen fysieke gedaante, niets materieels, is permanent. Een overstroming of een andere natuurlijke of culturele ramp zoals een oorlog, staat als zodanig voor een verlies aan spiritueel bewustzijn en cultuur gedurende tijden van verval. Maar, net als met de Purāṇa die we bespreken en die verscheen na de ineenstorting van de Vedische cultuur, is er de handhaving in de geaardheid goedheid in tijden van nood zoals in onze moeilijke moderne onnatuurlijke tijd van leven met al zijn impersonalisme en filosofie van de leegte. Voor de mensheid ronddobberend in een oceaan van materiële onwetendheid, bestaat er een redding. De elfde avatāra van Viṣṇu werd aldus gerealiseerd als een grote vis genaamd Matsya die tijdens alle rampen een boot van devotionele cultuur is in het water van de vloed die het einde markeert van een tijdperk van beschaving. Al de kennis ontleend aan creatieve inspanningen zoals die van mij, was en zal door Hem in de spirituele gedaante van een vis, in die boot worden behouden. Matsya is de avatāra die men zich herinnert als de conservator van de goedheid, de kennis en de cultuur in tijden van nood.

12) Er is een andere oceaan, welke de oceaan van de kennis is. Kennis is als de melk die we van de koeien betrekken. Ze is essentieel voor onze geweldloze geestelijke overleving als vegetariërs. Zo ook is kennis essentieel voor onze vreedzame sociale samenhang als gecultiveerde mensen. Deze kennis wordt van generatie tot generatie doorgegeven, maar er is een constante strijd gaande in de cultuur tussen de argumenten van moraliteit en kracht. Sommigen zeggen dat de kracht van het menselijke overleven wordt bepaald door het menselijke gebod, onze basis van menselijke waarden en rechten, terwijl anderen beweren dat we zijn betrokken in een constante natuurlijke strijd om ons voortbestaan waarin de sterkere de zwakkere verslaat. Deze twee groepen, ook wel genaamd de verlichte zielen en de onverlichte zielen, de hersens en de spieren, zij van het licht en zij van de duisternis, de goden en demonen, karnen samen deze melk-oceaan, touwtrekkend met een slang genaamd Vasuki die model staat voor het menselijke ego. Om de oceaan te karnen met de slang proberen ze het godenverblijf in hun voordeel te keren, de overgeleverde goddelijke cultuur, die als een draaipunt wordt gebruikt. In de Purāṇa's wordt dit verblijf beschreven als een heilige berg genaamd Meru. De gunst om de macht van het goddelijke aan hun zijde te hebben en die ze verwachten van het benadrukken van hun ego op deze manier, is als een bijzondere nectar voor hen die ze van het karnen verwachten, een goddelijke zoetigheid waarvan te proeven de onsterfelijkheid zou verlenen. Maar al het geworstel erover verduistert de visie van de eigenlijke eeuwige Oorspronkelijke Persoon van kracht èn Moraliteit binnenin alle stervelijke zielen. Hij is net als het fundament diep in de oceaan waarop het draaien plaatsvindt en wordt dan gezien als een schildpad genaamd Kurma die dan weer zichtbaar is en dan weer niet als Hij slaapt in Zijn schild terwijl het touwtrekken voor de nectar Zijn rug schuurt. Deze Kurma-verschijning van de Heer is de twaalfde līlā-avatāra van de Persoon van de Goedheid en Transcendentie. Men herinnert zich Hem als de integriteit van de tolerantie en de ondersteuning voor de mensheid verwikkeld in conflicten van het ego en de controle voor het heil van haar handhaving en dominantie.

13) De toegewijde van de Oorspronkelijke Persoon van Alle Goddelijkheid in de materiële wereld komt vaak in het nauw. Hij of zij wordt op de proef gesteld, onderworpen, tot slaaf gemaakt, vernederd, vervolgd, gediscrimineerd en buitengesloten door allerlei soorten van vals gezag. Het dharma van de Heer bestaat eruit Zijn toegewijde te beschermen en dus verschijnt Hij in de gedaante van een man die ten dele een leeuw is, om de toegewijde te bevrijden van alle valse materieel gemotiveerde oplegging. Het leeuwen-aspect van deze verschijning houdt een hoogst schrikwekkende bedreigende aard in waarvoor alleen de toegewijde geen vrees koestert. Deze leeuwmens genaamd Heer Nṛsimha scheurt met Zijn nagels de demonische koning uiteen die denkt dat hij de onaantastbare meester is van zijn zoon genaamd Prahlāda die in feite, zo gaat het verhaal, een toegewijde is van Viṣṇu. Alle toegewijden, of ze nu verkeren in een netelige positie zoals die van Prahlāda of niet, aanbidden regelmatig deze dertiende avatāra die verscheen voor het heil van de bevrijding en het vrij zijn van materiële oplegging.

14) Olifanten zoeken regelmatig water op om te overleven, maar daar schuilt een gevaar. Daar verbergt zich een krokodil die probeert de olifant onder water te sleuren door hem uit te putten. Op dezelfde manier moet een man van sociale verantwoordelijkheid die een gezin wil onderhouden regelmatig zijn toevlucht zoeken, thuis bij zijn vrouw. Maar precies daar ligt het lagere instinct op de loer dat, net als de krokodil, zijn kracht uitput, hem van zijn roeping afleidt en de man makkelijk verandert in een dwaze pantoffelheld die zijn leven niet langer onder controle heeft. Een olifant genaamd Gajendra die op een dag, zo luidt het verhaal, gegrepen werd door die krokodil, zag geen andere uitweg meer dan te bidden tot Heer Viṣṇu als zijnde de oorspronkelijke leider van zijn gezin, de oorspronkelijke genieter van het leven. In dit verband verscheen Viṣṇu op de rug van Zijn draagvogel Garuda, die staat voor de verheffende cultuur van de mantra's, ten tonele in de gedaante van Zijn bovenzinnelijke vierarmige ādi-puruṣa vorm om Gajendra uit de greep van de krokodil te bevrijden. Deze avatāra in de gedaante van de Oorspronkelijke Genieter wordt door alle godbewuste mensen herinnerd door enkel maar Zijn naam te herhalen als het bedevaartsoord, het aanbiddelijke verblijf van de goedheid en de bovenzinnelijke bevrijder van werelds leed. Hij verscheen om alle gehechte maar rechtschapen mensen te helpen die ermee worstelen te ontsnappen aan de sterke greep van de lagere dierlijke driften die geneigd zijn uit te putten, af te leiden en te verzwakken.

15) De bestuurlijke autoriteiten in de wereld zijn geneigd te heersen met hartstocht en materiële motieven. Aldus verwaarlozen ze in hun politieke worstelingen vaak de geaardheid goedheid en de plichten van het respecteren van het menselijke gebod (zie einde inleiding De Persoon, boek 1), waarbij ze de genade van de mensen inwisselen voor geld en macht. De mensen kunnen natuurlijk niet de vervreemdende consequenties en misrepresentatie van hun menselijke belang hiervan aanvaarden en willen dan, democratie of niet, andere leiders. Aldus is er altijd de instabiliteit van de staat die niet bewust de kwaliteit van de goedheid en haar wijsheid voorop plaatst. Niettemin, wat voor heerschappij het ook betreft, om de bevolking vreedzaam en dienstbaar te houden moeten de bestuurders, corrupt of niet, de gehoorzame wetsgetrouwe burgers belonen voor hun fundamentele aanpassing en hen ondersteunen in hun wens tot eigendom en het overeenkomstig hun aard verrichten van arbeid ter wille van het land en hun medemens. Teneinde het ongemak van de mensen te verhelpen met hun instabiele staatsbestuur, verscheen de Heer in de gedaante van een dwerg, genaamd Vāmana in het Sanskriet. Schijnbaar klein van postuur kreeg Hij als bedelaar van overheidsondersteuning drie stappen land toegewezen. Maar die bescheiden permissie was afdoende voor Hem om, vanuit het perspectief van de ware onafhankelijkheid van de ziel, de ganse aarde te omvatten met deze paar stappen. Zonder enige wettelijke overtreding slaagde Hij er aldus in het materialistische bestuur van de staat te onderwerpen. Deze Vāmana avatāra, ook wel genaamd Trivikrama, is er voor alle mensen die wetsgetrouw een spiritueel leven willen leiden en aldus niet een maatschappelijke positie van status en materiële verplichtingen kunnen bekleden. De geestelijke orde moet er nu eenmaal zijn. Rechtschapen bestuurders, hoe materialistisch ze ook gemotiveerd zijn, zullen nimmer afwijken van deze regel van het ondersteunen van de burgers met basisvoorzieningen, want ze zijn altijd de vrede en welvaart van de staat toegewijd.

16) Zwanen hebben een speciaal talent. Ze zijn ertoe in staat om melk uit water te ziften met hun snavel. Kennis is als melk en de Oorspronkelijke Persoon van de Goedheid is als een zwaan voor het behoud van de kennis van al de activiteiten van de geest die de ziel overdekken zoals een oceaan de aarde overdekt. Jij, o beste en eerste van alle toegewijden van achting aan mijn voeten, genoot in je inwijding in de verlichting van het mediteren, vanwege je bovenzinnelijke liefde, ditzelfde zwaantalent van de Heer, de Behouder van Alle Kennis en Wijsheid. Deze zwaan is ook een avatāra genaamd Hamsa. Hij, nummer zestien, die vaak een enkele keer maar - zoals met een bijna-dood-ervaring - verschijnt in een mystieke piekervaring van geestelijke vervulling, is er voor de inwijding, ondersteuning en verlichting van alle mediteerders die Zijn inspiratie, geluk, bescherming en zaligheid zoeken. Slechts eenmaal Hem in deze vorm te hebben waargenomen volstaat voor een persoon om voor de rest van zijn leven gemotiveerd te blijven voor de spirituele bedoeling.

17) De generaties van de leden van de mensheid werden door een stamvader ergens diep in het verleden geschapen. Voor elk cultureel tijdperk of periode van succesvolle menselijke beschaving is er zo'n oorspronkelijke vader van de mens. Deze oervaders worden Manu genoemd in India, voor ieder van zo'n periode of manvantara rekenen ze veertien Manu's. Al deze Manu's samen vormen één en dezelfde Manu avatāra van Heer Viṣṇu die geboorte neemt als Zijn eigen nakomeling om telkens weer nieuwe dynastieën te beginnen van menselijke beschaving. In ieder van deze perioden gaat Hij tewerk met Zijn zogenaamde cakra-wapen, die staat voor de natuurlijke orde van de tijd, Zijn oorspronkelijke gezag, om al de onverlaten te onderwerpen. Daarom wordt deze transcendentale Manu-gedaante van de Heer aanbeden en herinnerd in alle windstreken van de aarde tot aan de hoogste bereiken van de waarheid, als het hart en de bron van de menselijke uitnemendheid van onze beschaving en orde van de tijd, als de heerser over de drie werelden van de hemel, de hel en de wereld ertussenin.

18) Als een later gevolg van de conflicten tussen de zielen van moraal en de zielen van de fysieke kracht die cultureel vechten om de zegening van een lang leven, was er een andere avatāra genaamd Dhanvantari. Hij verscheen samen met de gekarnde nectar uit de melkoceaan. Aangezien fysieke kracht sneller uitgeput raakt dan morele kracht, won de morele kant van de mensheid de genade van de hemelse nectar. Per slot van rekening is moraliteit meer dan fysieke kracht de voedingsbodem voor gedisciplineerde studie, wetenschappelijk experiment en medische kennis. Deze ontwikkeling resulteerde uiteindelijk in de verschijning van de persoonlijke integriteit en brahmaanse perfectie van de professionele arts van medische kennis voor wiens goddelijkheid deze avatāra in de kwaliteit van de goedheid wordt herinnerd als de bron en roem van de algemene lichamelijke en geestelijke gezondheidszorg, de wetenschap van het vervaardigen, het toedienen van medicijnen en andere medische behandelingen. Iedere arts tracht uiteindelijk in te passen en in overeenstemming te verkeren met de status en zaligheid van deze verschijning van de Allerhoogste Persoon van de Wijsheid en Gezondheid.

19) Politieke leiders, ambtenaren van staat, edelen en bestuurders, zijn geneigd hun machtsposities op te bouwen en te versterken in die mate dat ze de dominante klasse in de samenleving worden. De samenleving echter hangt samen bij de genade en bescheiden samenwerking van alle klassen en leeftijdsgroepen. Vedisch wordt dit verdedigd in het z.g. varṇāśrama-systeem, een systeem van het verdelen van de maatschappelijke plichten van de natuurlijke dynamische statusoriëntaties van iemands beroep en leeftijd. Dat systeem verdedigd door alle dharmische brahmanen is er als een historische noodzakelijkheid om de macht terug te dringen van met name de heersende klasse en het evenwicht te herstellen van de menselijke maatschappelijke functies die worden vervuld door al de vier basisklassen, de zogenaamde varna's, van de (spirituele) intellectuelen, de landsbestuurders, de handelslieden en de arbeiders. De mensheid zich niet op de goede manier bewust van dit alomvattende onvermijdelijke en natuurlijke dynamische systeem van de menselijke identiteit, dat niet moet worden verward met het kastenstelsel van gefixeerde sociale identiteiten van dienstverlening genaamd jāti, ontwikkelde in haar voortdurende strijd om tegenwicht te bieden aan het overwicht van welke klasse dan ook, een sterke zin voor burgerlijke oppositie resulterend in allerlei soorten van organisaties en persoonlijke motieven in weerwil van het heersende staatsgezag. Tegenwoordig noemen we dit soort van organisatie democratie. In onze filognosie verdedigen we de Vedische versie van dit inzicht van bestuur onder de naam Democratie 2.0, dat een meer directe vorm van democratie biedt van zogenaamde kiesgroepen in plaats van politieke partijen (zie Inspiratie 1.13). Het moderne India wordt soms ook wel de grootste democratie van de wereld genoemd, want de klassieke structuur van hun samenleving van varna's en āśrama's (van beroepen en leeftijdsgroepen), staat ieder zijn eigen autoriteit en gezichtspunt toe. De fixaties van het kastenstelsel vormen hetzelfde probleem als de westerse fixatie in een klassenmaatschappij van een geprivilegieerde superieure klasse, of die nu bestaat uit edelen, financiële elites, arbeiders of leden van een bepaalde religie. Het hart en de ziel van deze klassieke vorm van politieke oppositie, aangetroffen in alle democratieën wordt in de grond gemotiveerd door rechtschapenheid en sociaal engagement, meer dan door misdaad en gezagsondermijning, alsook door de verdediging van de rechten, de eer en het aanzien van de intellectuelen en de andere klassen. De goedheid van dit historische motief van sociale hervormingsgezinde actie ter wille van het herstel van het machtsevenwicht tussen de klassen, resulteerde in de vroege geschiedenis van India in de verschijning van een avatāra genaamd Paraśurāma, 'de in zichzelf tevreden krijger', die erom bekend staat dat Hij een bovenzinnelijke bijl bij Zich draagt. Als politici hun hoofd verliezen, ook heden ten dage, vanwege hun corruptie van het zich schuldig maken aan valse privileges, statusfixaties en een offensieve houding jegens de intellectuelen en de andere klassen, bedanken en aanbidden de mensen deze achttiende līlā avatāra als verpersoonlijking van de macht van de rechtschapenheid en deugd van de wetsgetrouwe burgers die geplaatst voor sociaal onrecht hun burgerlijke eer en mensenrechten moeten verdedigen. In de Vedische literatuur is er een vermelding van Hem die als zodanig eenentwintig keer een einde maakte aan de valse heersers door met zijn bovenzinnelijke hakbijl hun koppen te snellen.

20) De rechtschapen bestuurder of welke brave ziel van ambitie dan ook, ondervindt altijd tegenstand van hen die jaloers zijn of bezeten van andere slechte eigenschappen die hem achtervolgen als een schaduw. Daardoor kan hij niet in liefde en welstand leven maar moet hij al zijn krachten en middelen verzamelen om te vechten tegen die inbreuk op de rechtschapenheid ter verdediging van het dharma dat zijn eer, intelligentie en integriteit vormt. Dat dwingt hem tot hard werken en het verwaarlozen van een eventueel gezin en sociaal leven, zo hij dat al had, want zo vindt hij de kracht en focus om zijn tegenstanders te verslaan. Maar ten koste gaan van zijn liefdesleven ter wille van zijn betere zelf in verzaking was niet zijn oorspronkelijke keuze. Het leven eist van hem (of haar) dat eerst met de kracht van het celibaat de strijd moet worden gewonnen en dat hij dan pas het meisje of een vreedzaam gezinsleven kan verwerven. Dan pas leeft hij nog lang en gelukkig zoals het sprookje zegt. En zo vergaat het ook vele anderen in andere levensbereiken. Succes in het leven vergt offers en vaak gaat dat succes dan ten koste van de liefde en een goed leven. Vanuit deze heldenmoraal kwam er een līlā avatāra in de wereld die, voor alle helden in de wereld, de last op Zich nam om de veelkoppige duivel van de menselijke afgunst en het onrecht te verslaan. Hoewel in Zichzelf tevreden als de Heer, speelde Hij het spel mee van het terugwinnen van de onbereikbaar geworden liefde en het herstel van de eer van Zijn inzet. Deze verschijning van Viṣṇu wordt prins Rāma genoemd. Rāvaṇa was Zijn tienkoppige tegenstander die Zijn vrouw prinses Sītā kidnapte. Samen met met Zijn broer Lakṣmana en de leider van de toegewijden, de aapgod Hanuman, versloeg Hij met de kracht van het celibaat de demon en herstelde Hij Zijn bestuur, de maatschappelijke orde en het respect. Hij verwekte twee zonen, maar daarna nam de celibataire kracht het weer over omdat er onder het volk kwaad werd gesproken over Sītā. Ze zou hebben toegegeven aan de demon. Sītā belandde toen in de ashram van de wijze Vālmīki die bekend staat als de auteur van de Rāmāyaṇa, het verhaal van de weg die Rāma moest afleggen. Rāma wordt steeds herinnerd als de grote Viṣṇu avatāra van alle helden die hun krachten moeten bundelen om in de wereld rechtschapen hun mannetje te staan en zo hun prinses te bevrijden uit de greep van de demon van de jaloezie. Men spreekt met dit heldenmotief gebaseerd op de kracht van het celibaat ook wel van het Rāmaprincipe. De naam van Rāma vormt een integraal onderdeel van de Mahāmantra meditatie van alle Vaishnava's, de aanbidders van Viṣṇu.

21) De mensen op deze planeet hebben het nodig in liefde te leven en seksueel actief te zijn, in de nauwe omgang met de materiële energie. We worden geboren uit liefde en onze lichamen en geesten zijn gezonder als we in liefde leven. De bedoeling van het Rāma-principe is uiteindelijk om in liefde te leven, niet om een celibatair te worden. Het is er alleen maar tijdelijk om kracht te verzamelen en de focus op het innerlijke zelf te ontwikkelen. Niettemin wordt de mens geconfronteerd met vele van zulke Rāma-uitdagingen die je ertoe aanzetten om in onthechting van fysieke liefde in seksueel opzicht kracht te verzamelen. Een belangrijk yogamotief bestaat eruit de yama gelofte van kuisheid te respecteren genaamd brahmacarya, om een goede student te zijn. Als gevolg daarvan is er veel strijd in de wereld, want al deze uitdagingen tegemoet getreden met een zwakke spirituele discipline, geeft aanleiding tot liefdeloosheid en ergere vormen van menselijke vervreemding en waanzin gevoegd bij de vele twisten over de controle van deze planeet. Het is moeilijk een goede yogastudent te zijn en te leven volgens het secundaire principe van uitgestelde seksuele bevrediging. Verlangen voedt het onverlichte hart en is geneigd het menselijke motief en de menselijke geest te corrumperen met minder rechtschapen vormen van gedrag en geestesinstellingen ter wille van het verwerven, bezitten en onder controle hebben. Als men het celibataire gebod volgt met een materieel motief, draait dat makkelijk uit op demonische neigingen, de beheersing verliezen over de emoties, de waarneming van de werkelijkheid en de geest. Praktisch al de grote demonen uit het Vedische tijdperk verzamelden hun kracht door het afdwingen van zegeningen van de goden in het celibatair beoefenen van yoga met een materieel machtsmotief. Hun macht groeide aldus uit tot het punt dat ze alleen nog maar konden worden verslagen door een avatāra van de Allerhoogste Persoon van Alle Victorie. Het celibaat vormt derhalve evenzogoed een bron van kwaad en waanzin als het een grondslag is voor de geestelijke discipline.
We weten dus heel goed dat het opgeven van de liefde, het zich afkeren van een seksueel actief leven en relaties, niet de weg vormt, het vormt slechts een deel van de weg, zoals het celibaat in het varṇāśrama systeem doorgaans is gereserveerd voor jongeren en ouden van dagen. Celibaat vereist timing als een integraal, tijdelijk onderdeel van de geestelijke discipline van onthechting en overstijging waar we niet buiten kunnen. De noodzaak van het Rāmaprincipe van het verslaan van onwetendheid en slecht karakter met de kracht van de innerlijke aandrift van een hogere motivatie tot liefde in het celibaat, kan niet worden ontkend, het is geregeld met een avatāra. En aldus verkeren we in tweespalt: we kunnen enerzijds niet zonder de liefde leven, noch kunnen we anderzijds goed leven met de liefde, gezien de noodzaak van de onthechting van materiële belangen op de celibataire manier. Om onze geesten scherp te houden, onze lichamen gezond, en mentaliteit zuiver hebben we beide principes van het celibaat en de liefde nodig. Zoals men dat wel eens zegt: 'Vrouwen, je kan niet met en je kan niet zonder ze leven'. Dit historische probleem van de gelijktijdige menselijke gesteldheid van seksueel zijn en spiritueel gedisciplineerde wezens zijn, moest worden opgelost. Enerzijds loopt de liefdeloosheid in ontkenning van onze seksualiteit en de erbij behorende menselijke vervreemding, makkelijk uit op psychologische en sociale problemen, politieke twisten en oorlogsvoering als het materieel motief niet wordt losgelaten, zoals een ervaren yogi dat heel goed weet. Anderzijds corrumpeert de afhankelijkheid van de liefde ook heel makkelijk, waarbij mannen en vrouwen bij machte van hun materiële gehechtheid in slaven veranderen van hun lagere dierlijke driften en in egoïsten in hun 'ik' en 'mijn' filosofieën van onbeduidende enggeestige materiële voorkeuren.
Om aan dit dilemma een einde te maken heeft de mensheid zich getraind in het positief blijven over seksuele relaties enerzijds terwijl anderzijds ze haar geest en morele definitie erin heeft geoefend om vrij te zijn van materiële motieven anderzijds. Aldus proberen we met ons menselijke gebod van normen en waarden tegemoet te komen aan de noodzakelijke eisen voor het vreedzaam verenigen van ons bewustzijn in de discipline van de yoga. Het hart van deze integriteit van de persoon van principes nam toen, met de genade van de Oorspronkelijke Persoon van de Mensheid, de gedaante aan van een avatāra om een einde te maken aan de menselijke liefdeloosheid en de schaduw ermee van oorlog en bewapende strijdkrachten, alsook aan een gebrek aan spirituele kennis en discipline met de schaduw daarbij van niet naar behoren omgaan met onze seksuele aard. Deze līlā-avatāra wordt de Heer van de Yoga genoemd voor de vereniging van de twee uitersten van de menselijke gesteldheid van moeten leven met intieme liefde alsook met de noodzaak van zelfbeperking in een geestelijke discipline. Hierdoor, omdat Hij het einde vormt van het klassieke menselijke dilemma van de noodzaak van zowel de macht van de liefde als de macht van het celibaat, ziet men Hem als de belangrijkste verschijning van Viṣṇu, tot op het punt van het zien van Viṣṇu als zijnde slechts een gedeeltelijke halfgoddelijke guna-avatāra verschijning van Hem, met Hem als de oorspronkelijke bron en persoonlijkheid van ons hele bestaan. Hij verscheen in de wereld samen met Zijn broer Balarāma die als een secundaire Heer met dezelfde goddelijke status (genaamd Zijn volledige deelaspect) zorg droeg voor de spirituele last van het menselijke ego. Kṛṣṇa werd de liefde voor de vrouwen en de liefde van de vrouwen, in zowel kinderlijke onschuld als in het volwassen huwelijk. Hij bleek ook de grootste persoonlijkheid van al de edelen van Zijn tijd te zijn alsmede de oorspronkelijke instructeur en Heer van de Yoga, want op een dag begaf Hij Zich in de gedaante van de Vedische prins Kṛṣṇa naar het slagveld waar Hij Zich onthulde aan Zijn vriend Arjuna als de Oorspronkelijke Persoonlijkheid van het Universum (zie de Bhagavad Gītā). Hij werd de goeroe van Zijn vriend die Hem vroeg hem te onderrichten en later bad hij tot Hem om Zijn oorspronkelijke twee-armige gedaante weer te tonen, aangezien de Universele Verschijning die Hij hem liet zien te overweldigend was. Hij instrueerde ook, weer later, kort voordat Hij verdween, Zijn toegewijde neef Uddhava over hoe hij Hem moest herinneren en door moest gaan met een toegewijd leven nà Zijn vertrek uit de materiële wereld (zie de Uddhava Gītā). Deze tweede Gītā vormt Zijn belangrijkste instructie in de bhakti, de cultuur van de toegewijde dienst. In Zijn leven versloeg Hij vele demonen en verrichtte Hij allerlei soorten wonderen om Zijn ware aard en Zijn genade te bewijzen aan al de toegewijde zielen van deugd waar Hij mee omging. In dit boek, in deze Purāṇa die ook wel het Śrīmad Bhāgavatam wordt genoemd, wordt de essentie van Kṛṣṇa's verhaal en Zijn leringen besproken - fundamenteel de essentie van alle Vedische kennis. De meditatie op Zijn naam in combinatie met de naam van Rāma in de beroemde Mahāmantra, is de manier om moeiteloos en snel bevrijding te vinden in dit moeilijke tijdperk van de redetwist. Hij vormt de integriteit van de zesvoudige intelligentie van onze filognosie in het leven dat we met Hem en onze medemens hebben, van leven in liefde, geweldloosheid, waarheidsliefde en rechtschapenheid.

Bron voor deze Inspiratie:
S.B. Canto 2, Hoofdstuk 7






The Person

De Persoon

Admin edit SideBar

Blix theme adapted by David Gilbert, powered by PmWiki