Boek2

Inspiratie 2



Het Zowel Respecteren van de Tijd als de Persoon Vormt de Culturele Basis

Leraar: "Door je te richten op de ziel waar je uit voortkwam, herstelt, door de voldoening die dat geeft, het geheugen zich dat verloren ging door de materiële verbijstering. Met je blik helder functioneert je intelligentie dan weer zoals het hoort zodat je je leven op orde kan krijgen. Als je spiritueel echter op het onpersoonlijke aspect van de waarheid gericht bent, verliest de intelligentie zich makkelijk in allerlei gedachten waarvan de samenhang niet zomaar duidelijk is. Door de frustratie van allerlei verlangens en dromen die zich daarbij voordoen, wordt je niet blij van dat soort denken en raak je makkelijk het spoor bijster. Als je intelligent ervoor gemotiveerd bent je aandachtig te concentreren op de perfectie van de Persoon, moet je daarom, op basis van het inzicht dat je anders bezig bent je zinloos in te spannen, je zo weinig mogelijk laten leiden door denkbeeldige, schijnbaar essentiële, materiële zaken. Waarom moet je een auto hebben als je je met openbaar vervoer kan redden, waarom moet je een hypotheek bezitten als je een huis kan huren, waarom moet je op vakantie als je met een dagje ertussenuit ook in harmonie komt en waarom zou je je extra moeten inspannen voor geld als vrijwillige arbeid even zo goed nuttig is? Mankeert er iets aan gebruikte kleding, ben jij degene die steeds de controle moet hebben; is de natuur niet goed voor iedereen; is het zo moeilijk tevreden te zijn met wat je hebt; komt er geen water uit de kraan; kan je niet meer terecht bij onze Lieve Heer? Waarom zou iemand wijs met de materie moeten leven volgens het materialisme van anderen? Heb je, aldus onthecht van de wereld, Hem, de dierbare Ziel, in je hart, wees dan die eeuwige, overal vertegenwoordigde Allerhoogste Persoon dienstbaar, die het eeuwige doel vormt dat een einde maakt aan de oorzaak van je materieel bepaalde manier van leven. Wie anders dan de materialistische mens ziet af van de bovenzinnelijke gedachte en geeft zich over aan de tijdelijkheid? Als gevolg van die overgave worden de mensen beheerst door hun karma en belanden ze in een stroom van lijden."

Zoeker: "Dat dienstbaar zijn aan Hem, welke vorm moet dat aannemen? Als je je richt op de uitwendige persoon zit je met het probleem van de tijdelijkheid, als je je richt op het inwendige vindt je geen houvast en als je je richt op het onpersoonlijke is inderdaad de samenhang het probleem."

Leraar: "De uitwendige persoon is aan verandering onderhevig terwijl de ziel de constante factor is. Ook de manifestatie van de Oorspronkelijke Persoon in de buitenwereld neemt telkens een andere gedaante aan, terwijl de Ziel van de ziel, de Superziel, ons ware zelf, de essentie en het duurzame van de persoon vormt. Daarom mediteren we op de inwendige persoon in de vorm van de Superziel terwijl we de uitwendige manifestatie van de Grote Persoon en Zijn lokale verschijningsvormen, Zijn avatars, wijzen en profeten, zien als toegangspoorten of poortwachters tot dat bereik. Bij voldoende kennis kan je binnentreden in dat kennisgebied en de uiterlijke gedaante vergeten zoals je een deur vergeet waar je net door binnenkwam. Zijn gedaante, de herinnering aan Zijn handelingen en Zijn namen vormen als het ware de omslag en lay-out van het boek terwijl de ziel de inhoud vormt. Het probleem van het vinden van houvast als je je aandacht naar binnen richt wordt paradoxaler wijze opgelost door je tevens te richten op het onpersoonlijke aspect dat de vorm aanneemt van het tijdschema van je meditaties en de offers die je brengt. Aangezien het persoonlijke en onpersoonlijke aspect onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en ze de primaire dualiteit vormen van de Absolute Waarheid die we ook wel God noemen, resulteert een verbetering in de coherentie van je conditioneringen met de tijdcultuur ook in een betere relatie met de Persoon en andersom. Ook een betere omgang met de persoon in de vorm van de Persoon resulteert in een betere zin voor de onpersoonlijke orde van de natuur."

Zoeker: "Waaruit bestaat die betere coherentie met de tijd en een betere omgang met de Persoon?"

Leraar: "Dat is een kwestie van dharma. Dharma houdt in dat je de ware aard van iets of iemand respecteert. De ware aard van de persoon is de ziel die boven de tijd verheven is. Voor het respecteren van de ziel, je oorspronkelijke ik-besef, hanteren we regulerende beginselen, normen, waarden en deugden, waarover ik uitgebreid uitleg verschafte in boek 1. Het ego, het ik-besef van je lichamelijk bewustzijn dat wel aan de tijd gebonden is en een bron van angst vormt, krijgt zo een eeuwige waarde en raakt bevrijd... We spreken dan van een geweten. Er aldus een geweten op nahouden is de vorm van dienst aan de essentie van de persoon, de Persoon van het Geluk, die we nodig hebben om zowel individueel als sociaal gelukkig te worden.
Wat betreft het onpersoonlijk aspect, leiden we de ware aard van de tijd af uit de natuurverschijnselen van de Tijd van de Grote Persoon, de tijd van de Tijd zogezegd - de tijdverschijnselen als gevolg van de Tijd als oorzaak - wat over het algemeen neerkomt op het respecteren van het licht van de zon en de maan. Daarom is er in de toewijding een belangrijke taak weggelegd voor het volgen van de regelmaat van het licht van de zon en de maan. Dat doen we meestal met kalenders en klokken.
Je moet je echter in dit moderne politieke tijdperk wel afvragen of de gebruikelijke fixaties op de daglengte, de zevendaagse week en het zonnejaar wel de ware aard, de natuurlijke stand van zaken, juist weergeven. Door de complexiteit van de dynamische hemelbewegingen neigen we middels vereenvoudiging tot pragmatisme waardoor er valse begrippen van eenheid ontstaan zoals de gemiddelde daglengte, de lengte van een week, een tijdzone of een vast aantal dagen voor een zonnejaar met inbegrip van een gefixeerde datum voor het schrikkelen van het jaar. Door die valse begrippen ontstaat er een breuk in de relatie tussen de cultuur en de natuur - en zelfs tussen je linker en rechter hersenhelft door het loskoppelen van tijd en plaats - waardoor je twee bewustzijnen krijgt. Twee bewustzijnen kan een persoon niet opbrengen, hij krijgt er neurotische problemen van en daarom propageren we in onze ātmatattva filognosie het dharma van het achten van de ware aard van de Tijd, d.w.z. de natuurlijke tijd en niet zo zeer de culturele pragmatische en vervalste eenheid van de tijd die inductief (generaliserend) werkt. Om weer overeen te stemmen met de natuur, komt dat in de praktijk neer op het schrikkelen van de week eens in de veertien dagen, het eens per week met de zon gelijkstellen ofwel schrikkelen van alle klokken - of enkel een meditatieklok - die niet voorzien zijn van een astronomisch vereffeningstandwiel zoals dat heet, een vaste studiedag - en/of religieuze dag - met een maanfase en in principe een geleidelijk verschuivende datum voor het schrikkelen van het zonnejaar wanneer dat nodig is en een geleidelijk verschuivende datum voor een z.g. galactisch jaar, het moment waarop we met de aarde het dichtst bij het centrum van de melkweg staan. Als we dat naleven dienen we zowel de persoon als het onpersoonlijke met enerzijds een regelmatige meditatie op de tijdloze Persoon van de Superziel van de ziel, en met anderzijds een duidelijk op de natuur berustend, astronomisch tijdsysteem, zodat we een benadering volgen waarvan je kan zeggen dat die zowel wetenschappelijk is als de persoon toegewijd. Het filognostisch dharma kenmerkt zich dus door deze dualiteit. Dit samenstel van de twee basisfactoren van de Absolute Waarheid, vormt volgens deze betekenisfilosofie in feite de essentie van alle religie."

Zoeker: "Is het niet zo dat we dit beleid niet direct terugvinden in de geschriften waar nauwelijks sprake is van tijdsystemen, maar eerder van methoden om die systemen als gevangenissen van conditionering te zien waaraan je ontsnapt door meditatie?"

Leraar: "Dat is niet helemaal waar. In kloosters, tempels en godshuizen ligt wel degelijk een grote nadruk op de regelmaat van bidden en offeren. Kloosters heten daarom ook ordes. Het onpersoonlijke tijdbelang wordt zo door alle religies uitgedragen als een essentieel onderdeel van het dharma. Het vormt de ruggengraat van de maatschappelijke orde waar men naar streeft. Het is, naast de tijdstructuur van de cultuur die niet natuurlijk is, ook het telkens aansporen tot de bovenzinnelijke positie die de indruk wekt dat we van tijdsystemen afwillen. In de praktijk moet je met het meditatief loslaten van je conditioneringen steeds een bepaalde mate van orde houden in de zin van een afgebakende hoeveelheid tijd voor je handelen of niet handelen, want zelfs een monnik heeft nog fysieke tijdgebonden onderhoudsplichten. Orde houden met de tijd, structuur hebben, is een cultureel en ook religieus fundament, een voorwaarde om te kunnen vorderen op dit gebied. De eerste mechanische klokken die niet op water liepen ontstonden aan het einde van de middeleeuwen dan ook in kloosters in Europa. Er hangt dus altijd een personalistisch geurtje aan de onpersoonlijke klok dat je moet herinneren aan de noodzaak van een natuurlijker tijdbeheer. Persoonlijk orde houden in je meditaties doe je behalve met een (meditatie)klok, wat vrijer met een bidsnoer of met een vaste volgorde van wel weer in een tijdschema geplaatste meditatieve handelingen.
Wat inderdaad niet zo zeer in de klassieke geschriften is te vinden is het thema van een culturele en natuurlijke vorm van tijdbewustzijn. Men spreekt in het Sanskriet niet van sat-kāla en asat-kāla, ware en onware tijd, want tijd, kāla, is immers Zijn onpersoonlijke aspect. Dat komt simpelweg omdat men vroeger deze extra complicatie van een vervalste tijdorde nog niet zo kende. Wel spreekt men van een vals ego (ahamkāra) van identificatie met je materiële identiteit. Men had waterklokken en - verschillende soorten - zonnewijzers en argumenten over hun haalbaarheid en geldigheid. Met de kalenders was - en is - het altijd al een probleem om ze systematisch te schrikkelen zoals het wetenschappelijk hoort.
Het personalisme, het eenzijdig gericht zijn op een Hoogste Persoon, een Heer of anders een dictator, is wel eens historisch geduid als de reactie op een gebrek aan een duidelijke tijdcultuur, een juist cultureel raamwerk om te handelen. Het antwoord op dit probleem zou dan, vanuit de onpersoonlijke benadering van de wetenschap, te vinden zijn in het scheppen van duidelijkheid over de orde van de tijd. Onze culturen zouden vooruitgang boeken door een toegenomen technologisch vermogen om klokken te maken en kalenders te verspreiden. Maar dat is een onjuiste conclusie. De religie kan je zien als een reactie op een falende tijdpolitiek, dat is waar. Je kan denken dat als het concreet qua orde niet zo lukken wil met de staat dat je dan maar meer abstract er met een religie in moet zien te slagen op orde te komen door te geloven in - en gehecht te zijn aan - een leider. Wellicht zouden we, zo bezien, dan zelfs met een goede, natuurlijker tijdpolitiek verlost kunnen raken van de rituele verplichtingen van de religie zelf… een betere tijdorde maakt het idee van God en het vereren van personen dan misschien helemaal overbodig. Maar God en de Persoon van God, zowel als de toegewijde ervan, zijn zo niet dood te verklaren en primitieve concepten van denken en leven te noemen. Historisch feit is dat een paus van Rome een keizer van Rome verving en dat de gerichtheid op een persoon van de Persoon nodig bleef ondanks een betere horologie en rekenkunde om te schrikkelen en te publiceren. Reformaties van het tijdsysteem en van de religieuze praktijken, alsmede nieuwe wetenschappelijke benaderingen en ontdekkingen van de kant van de intellectuele 'verlichting', maakten geen einde aan de noodzaak van respect voor de persoon als brandpunt van de aandacht en als icoon van de morele orde en de orde van de staat. Ook de filosofen van het volwassen verlichte denken wilden - en willen nog steeds - ook graag als nieuwe pausen van het betere leven en denken optreden. De politiek en ook de filosofie vormt, gezien de eindeloze discussies en politieke/paradigmatische strijd, een bron van ego-illusies en de religie en de religiositeit stelt daar de non-illusie van de individuele ziel en de Superziel tegenover. In naam van God en religie ontstond er de misvatting mee dat je met het opleggen van een religieus Superego orde kan scheppen in de wereld. Dat, in strijd zijnde met de volwassen optie, leidde integendeel tot oorlog met andere Superegobenaderingen. Maar op grond hiervan kan je, ten gunste van het impersonalisme van de politiek met haar wettelijke tijdsysteem als oplossing, het personalisme van religies of zelfs het respectbetoon voor filosofen en leraren, nog niet zomaar afschrijven.
Het persoonlijke en onpersoonlijke vormt in de werkelijkheid van de geschiedenis van ons mensen, en dus ook in onze tijdbewuste filognosie, een fundamenteel oerverschil, een essentiële basisdualiteit die opgaat voor de hele natuurlijke èn culturele schepping. De persoon als een cultureel brandpunt vormt een historische continuïteit zoals je die ziet met de noodzaak van een keizer of paus in Rome als het centrum en de bakermat van de beschaving. En ook de natuurkunde, en de rest van de wetenschap, kan moeilijk redeneren zonder de getuigenis, de verklaringen en de invloed van de waarnemer. Met de filosofen van het z.g. Brahman en Bhagavān niveau van realisatie in India, zoals besproken in Inspiratie 1.2., handhaaft zich ook de noodzaak van het respect voor de persoon als een leraar en voorbeeld van handelen. Het is niet zo dat het één uit het andere voortkwam of voortkomt als een reactie of iets dergelijks, het is niet zo dat we personen vereren uit een gebrek aan tijdorde of andersom. Noch vormt de lokale tussenpositie van het hebben van een Superziel (een z.g. Paramātmā), ofwel van een gewetensvolle persoonlijke aanwezigheid in een sociale context, het doel of zou dat dan God zijn. De filognostische aanname is dat, reeds in het allervroegste begin van de schepping van de materiële wereld, de eenheid van de Absolute Waarheid uit die twee materie- en geestdelen heeft bestaan in combinatie met een lokaal spiritueel beginsel. In ons culturele breukpatroon, van politieke en wetenschappelijke verdeeldheid en versplintering, hebben we onszelf collectief om die reden in de 'moderne tijd' dan leren kennen met al de, bij de onwetendheid over die drievoud horende,  -ismen van begoocheld zijn over een onafhankelijk bestaan van één van de drie: het personalisme, het wetenschappelijk impersonalisme en het lokale gewetensappèl van alle politieke en andere spirituele en intellectuele -ismen. Het doel van de filognosie bestaat uit het beëindigen van de oorlog tussen die twee strijdbare personalistische en impersonalistische kampen alsmede uit het tegengaan van de illusie van een politieke of individuele lokale positie ertussenin die van die twee onafhankelijk zou zijn en ze zouden kunnen vervangen. Bij de wet van het transcenderende ware Zelf, vormen die twee en hun tussenpositie elkaars eeuwige en onlosmakelijke tegendeel. Het is de ondoorgrondelijke eenheid in verscheidenheid, de integriteit van de Oorspronkelijke Persoon, waar we steeds op mediteren."

Zoeker: "Aldus is het probleem beter van samenhang te zijn opgelost als we gewetensvol de natuurlijke tijd aanhouden?"

Leraar: "Ten dele, zoals ik al eerder zei, er komt meer bij kijken dan waarheidlievend met de tijd omspringen. Tijd betreft het onpersoonlijke aspect van de waarheid in achting voor het materiële universum dat Zijn levende gedaante is. Aldus dekt dat, op zijn best, het halve probleem zogezegd. Maar het inderdaad strikt volgen van de natuurlijke orde is ook weer niet de bedoeling. Voor de machines en tijdsystemen die we ontwikkelden kan je voorschrijven dat ze zich exact moeten houden aan het referentiekader van de natuur, want zij vormen de formele betrekking op die oorspronkelijke waarheid die van een absolute oorsprong en natuurwetmatige integriteit afkomstig is. In de wetenschap noemen we dit de validatie-eis of de eis van het ijken van een meetinstrument. Maar menselijke wezens zullen het altijd wensen - en er ook behoefte aan hebben - te improviseren op die oorspronkelijke orde. Een mens is niet zomaar een machine en kan niet en moet het niet proberen zich als een zuiver mechanische machine te gedragen. Anders zou hij een dwangneurotische geesteszieke worden. Het is als met een muzikant die een muziekstuk speelt. Hij zal niet worden gewaardeerd als hij het speelt als een metronoom, strikt in het voorgeschreven tempo. Hij zal het humaniseren door subtiel zijn tempo te versnellen en te vertragen met het uitdrukking geven aan de aard van het stuk. Zo ook kunnen mensen met klokken en kalenders niet strikt de structuur ervan volgen, hoe natuurlijk en dus dynamisch hun maten ook zijn. Maar niettemin hebben ze wel de precisie van de referentie zelf nodig, ze moeten weten in hoeverre ze afwijken van het schema dat de natuurlijke norm vormt van de Grote Persoon van het materiële universum, als het goed is."

Zoeker "Wordt dit tweevoudige pad van een persoonlijke/onpersoonlijke benadering bevestigd door de klassieke geschriften en zo ja, hoe moet onze focus dan zijn?"

Leraar: "Deze wegen worden het directe en indirecte pad genoemd van het benaderen van de Oorspronkelijke Persoon van onze focus. Ze worden besproken in de Veda's, de oorspronkelijke boeken van gebeden, mantra's en lofzangen van India. Dit is ook in overeenstemming met de eeuwige waarheid zoals door de Heer van de Yoga uitgesproken in Zijn uitleg aan de lagere goddelijkheid. Voor hen die een materieel leven leiden bestaat er geen gunstiger methode dan de directe persoonlijke weg van een toegewijde achting voor Hem, Zijn integriteit, wijsheid en aard, die bhakti-yoga wordt genoemd.       Als je de indirecte weg volgt leidt dat uiteindelijk, zoals gezegd, tot hetzelfde resultaat omdat de beide wegen deel uitmaken van een ondeelbare fundamentele dualiteit. Nauwgezette studie van de geschriften leidt tot de conclusie dat men optimaal gefocust is als men zich ertoe aangetrokken voelt om, via de toegangspoort van Zijn uiterlijke Persoon, te mediteren op de Superziel vanbinnen die Hij ook is. De Allerhoogste Persoon kan worden gevonden in ieder levend wezen als de kern van het zelf, de tijdloze getuige die de Oorspronkelijke Ziel van alle zielen is. Als men Hem nadert wint men aan intelligentie, helderheid van bewustzijn en geluk. De symptomen van goedheid, harmonie en waarheidsliefde daarbij aangetroffen in de rechtstreekse meditatie leidt tot die conclusie. Om die reden presenteren we dit boek. Het is er voor bedoeld te luisteren naar de verhalen, te denken aan, te spreken over en te zingen over de Persoon van Bewustzijn Verheven Boven Allen als de juiste methode voor het vinden van de gelukzalige kern en stabiliteit van je menselijkheid, geestelijkheid en persoonlijkheid. Het zuivert spoedig de geest, bevordert je gezondheid in ieder opzicht en maakt de weg vrij voor het vinden van je oorspronkelijke zelf in zelfverwerkelijking."

Bron voor deze Inspiratie:
S.B. Canto 2, Hoofdstuk 2






The Person

De Persoon

Admin edit SideBar

Blix theme adapted by David Gilbert, powered by PmWiki