Boek2

Inspiratie 10



De Essentiële Vragen Over Zijn Gedaante en Onze Evolutie Beantwoord

Zoeker: "We hebben al veel gesproken over de samenhang van de geestelijke kennis nodig voor een spiritueel leven. Maar kan u zeggen welke onderwerpen er in dit boek waar we het over hebben allemaal besproken worden? Dit boek is ook een gedaante van Hem nietwaar?"

Leraar: "Inderdaad, in dit boek wordt in de vorm van verhalen en dialogen de Vedische kennis en wijsheid besproken die het klassieke oud-Indiase fundament vormt van onze huidige wereldbeschaving. In deze kennis gaat het om het vinden van duurzame innerlijke vrede en geluk in het verenigen van je bewustzijn. Dit wordt, zo verdedigen we hier, bereikt door te mediteren op de Oorspronkelijke Persoon en door het ontwikkelen van juist gedrag en toegewijde dienst ter wille van een op kennis gebaseerde waarheidlievende, niet bezitterige, geweldloze en loyale harmonieuze en rechtvaardige, dienstbare samenleving. In onze bespreking van de strekking van dit boek maak ik duidelijk wat het verband is tussen deze oude kennis en de huidige stand van kennis en beschaving van de mensheid. Daarin komen de volgende onderwerpen aan de orde: 1) het ontstaan van het universum, 2) hoe het leven en onze cultuur zijn ontstaan, 3) wat de aard is van de verschillende leefwerelden, 4) wat de ondersteuning voor de zoeker inhoudt, 5) wie degenen zijn die ondersteuning vinden, 6) wat de verschillende perioden van beschaving inhouden, 7) wat de ontwikkeling is van de relatie tussen de Persoon van Alle Religies en de mensheid, 8) hoe je afscheid neemt van een materieel leven, 9) hoe je bevrijd raakt door toegewijde dienst en 10) wat het doel, de uiteindelijke toevlucht allemaal inhoudt.
De basiselementen van de materie, de voorwerpen die ze vormen, de zintuigen en de geest vormen de onderdelen van de materiële wereld die tot stand kwam onder de heerschappij van de tijd. De interactie van de basiskwaliteiten van de schepping vormt de reden van het ontstaan van onze levens en culturen. De glorie van de Heer van de hemel vormt de stabiliteit van al de werelden en de ondersteuning van de zoeker wordt gevormd door Zijn grondeloze genade. Het arbeidsmotief vormt het onderscheid voor degenen die ondersteuning vinden en de verschillende beschavingsperioden bestaan dankzij dharma ofwel dankzij het achten en dienen van de ware aard van het zelf. De evolutie van de relatie van de mens met de Persoon van Alle Dienstbaarheid weerspiegelt zich in de verschillende verhalen over Zijn verschijningen en Zijn gelovigen. Afscheid nemen van het materiële leven lukt als je berust in Zijn werkelijkheid en krachten, en bevrijding in toegewijde dienst is mogelijk als je, stabiel geworden in je eigen aard van dienst verlenen, afscheid neemt van andere vormen van bestaan. De Persoon van de Bevrijding vormt het doel, de uiteindelijke toevlucht, omdat alles uit Hem voortkomt en uiteindelijk ook weer naar Hem terugkeert. Daarom spreekt men in dat verband ook wel van de Allerhoogste, van God, van de Superziel en van de Absolute Geest als het uiteindelijke levensdoel."

Zoeker: "U gaf al uitleg over Zijn gedaante in de vorm van het universum en Zijn persoonlijke avatāra's, maar hoe moet ik me nu Zijn oorspronkelijke gedaante als de oorsprong van onze materiële en spirituele evolutie voorstellen?"

Leraar: "De individuele ziel onderworpen aan de materiële natuur verwerft verschillende verschijningsvormen. Aldus bezien komen we tot drie verschillende vermogens van de oorspronkelijke gedaante van Zijn persoon: de individuele ziel, de controlerende instanties van de natuur en de gedaanten die worden aangenomen. Deze drievoud is wat we ons voor de geest halen om ons Hem voor te stellen als de ene bron van onze evolutie in materieel en geestelijk opzicht. Je kan je niet de ziel voorstellen zonder de materiële natuur of zonder een zintuiglijk apparaat in de vorm van een lichaam. Zo ook kan de natuur niet zonder een samenhang bestaan en kan de samenhang niet bestaan zonder dat die een gedaante heeft. De drie vermogens verwijzen naar elkaar, ze definiëren elkaar, ze zijn onderling afhankelijk. Het bewustzijn van hen drieën hoort bij de integriteit van hen drieën die de Oorspronkelijke Ziel is die de uiteindelijke toevlucht vormt. De Oorspronkelijke Persoon, de Superziel, vormt aldus de ondersteuning van Zijn eigen toevlucht, alleen Hij is volledig onafhankelijk.
De Oorspronkelijke Persoon scheidde, door Zich te expanderen, de sterrenstelsels van elkaar die, als gevolg van de universele aantrekking van de zwaartekracht, in de kosmische oceaan verschenen als een soort universele eieren. De causale wateren van de kosmische ruimte schiep Hij daarbij als het zuiverste van de transcendentie op het moment dat Hij, zogezegd, na uit Zichzelf te zijn verschenen, een plaats zocht om te rusten. Omdat Hij voor een onnoemelijke tijd verbleef in dat water dat voortkwam uit de Oorspronkelijke Persoon, wordt Hij, als de eerste puruṣa-avatāra, in India ook wel Nārāyaṇa genoemd, het pad van de persoon, het pad van de mens, het zuiver bovenzinnelijke pad van het causale water dat de primaire ether is. Al het gemanifesteerde - de levende wezens, hun karma, de tijdeffecten en al de materie - heeft zijn bestaan te danken aan Hem, de Causale Oorspronkelijke Persoon. Dat is de reden waarom we zonder Zijn persoonlijke verschijnen niet meer kunnen geloven in de persoon en in onszelf en zonder de universele onpersoonlijke werking van Zijn Natuurlijke en Causale Tijd te achten geen stabiel leven kunnen vinden.
Alleen in Zijn positie van rust roept Hij de verscheidenheid op van de tijdverschijnselen. Voor dat doel ontwikkelde de godheid, vanuit Zijn materiële vermogen, in Zijn gouden universele kiembeginsel de perfectie van de genoemde drievoud van de individuele ziel, de conditionerende instanties van de natuur en de bestaansvormen. Laat me nu verder uitweiden over deze drie vermogens van de verschijning van de Ene Persoon die in het Sanskriet respectievelijk adhyātma, adhidaiva en adhibhuta worden genoemd. In inspiratie 2.1 gaf ik al uitleg over de gigantische gedaante van de Persoon van het Universum. Hoe zijn beenderen, haren en oog etc. corresponderen met de natuurlijke fenomenen van de wolken, de bomen en de bergen en de zon en dergelijke. De integriteit van het universum, Zijn levende gedaante bewogen door de tijd, wordt aldus gepresenteerd naar analogie van het menselijk lichaam. Ook de samenhang van de verschillende werelden en de plichten van de mensheid beschreef ik voorheen in vergelijking met de fysieke integriteit van het menselijk lichaam. Zo ook spreekt men van Zijn fysieke integriteit in de vorm van de drie vermogens zoals nu vermeld, in overeenstemming met de menselijke gedaante. In dit opzicht spreekt men Vedisch van de achttien basiselementen van de vijf zinnen van waarnemen, de vijf organen - of zinnen - van handelen, de vijf basiselementen van de natuur in associatie met de geest, de intelligentie en het valse ego - het zich met de materie identificerende zelf. Om de evolutie van dit universum en onze gedaante te beschrijven - de integratie van Zijn materiële gedaante - wordt de vorming van het adhyātmika vermogen van het ware zelf beschreven door de evolutie van de zinnen van het kennen. De vorming van het adhidaivika vermogen van de natuurlijke instanties wordt beschreven naar analogie van de ontwikkeling van de functies van het handelen. Ten derde wordt de evolutie van het adhibhautika vermogen van het fysieke omhulsel van levende wezens beschreven aan de hand van de evolutie van haar vijf samenstellende basiselementen in combinatie met de vermogens van de geest, de intelligentie en het valse ego."

Zoeker: "Dit klinkt nogal abstract. Kan u deze analoge presentatie van onze evolutie uit Hem wat concreter beschrijven?"

Leraar: "Zoals je wilt. Vanuit de ether - de protomateriële substantie van de ruimte, de vierde dimensie - konden zich vanbinnen het lichaam van de Universele Persoon, de vermogens ontwikkelen van de vitale kracht, de interne samenhang en de fysieke kracht van een individueel lichaam of de integriteit van een enkele levende cel. Direct daarna kon de prāna worden ontwikkeld, de levenskracht, het actieve ritmische principe van de universele organische interactie tussen ieder organisme en zijn omgeving. De levenskracht maakte een uitwisseling van vloeistof en substanties noodzakelijk en aldus vormde zich een mond om de dorst te lessen en de honger te stillen. In de mond ontstond een verhemelte met een tong die verschillende smaken kon proeven om te kunnen onderscheiden wat wel en niet moest worden opgenomen. Met de noodzaak om signalen voort te brengen met de mond werd het vermogen ontwikkeld om geluidsvibraties voort te brengen, maar in het water bleef dit nog lang latent. Er ontwikkelden zich luchtingangen, kieuwen, neusgaten, om te kunnen ademen waarop ook de reukzin zich ontwikkelde om zich te kunnen oriënteren op geuren. In het begin was er duisternis in het oorspronkelijke zelf, maar met de ontwikkeling van Zijn oog, de zon, ontwikkelden zich ook het gezichtsvermogen en de ogen om andere vormen te kunnen waarnemen. Het Oorspronkelijke Persoonlijke Zelf wenste oren te hebben met het vermogen geluiden te horen uit verschillende richtingen en zo manifesteerden zich, ter bevrediging van het verlangen om te begrijpen, de waarnemers, de zieners zich door het via de oren ontvangen van kennis. Omringd door voorwerpen die intern en extern werden waargenomen, ontwikkelde de huid de tastzin zodat het verlangen kon worden bevredigd onderscheid te kunnen maken tussen het harde en het zachte, het lichte en het zware en tussen het warme en het koude van alle dingen. Dit is hoe het adhyātmika vermogen van het ware zelf evolueerde ten dienste van de noodzaak te weten.
Zijn Handen manifesteerden zich in de behoefte verschillende taken te verrichten, met name om te kunnen heersen en krachtig in te kunnen grijpen als een samenhangende centrale geestelijke autoriteit. Met de wens zich rond te bewegen, manifesteerden zich de benen zodat de menselijke wezens hun plicht konden doen overeenkomstig hun zin voor verantwoordelijkheid met het dienen van de Persoon van de Offers Zelf. Om seksueel in actie te kunnen komen ter wille van de voortplanting manifesteerden de geslachtsorganen zich die een gewilde bron van genoegen vormen voor man en vrouw. Om zich te kunnen ontlasten ontwikkelde de anus zich samen met de uitwerpselen, met inbegrip van de controle over hen beiden. De Oorspronkelijke Persoon beweegt zich in verschillende geboorten in verschillende lichamen. De navel ontwikkelde zich daarbij als het kenmerk en de zetel van zowel de persoonlijke afgescheidenheid na te zijn geboren uit een moeder als van een kenmerk van de fysieke verbondenheid die na het afleggen van een oud lichaam de ziel bindt aan een nieuw lichaam in de baarmoeder. In het grote lichaam van de universele gedaante ontstonden oceanen en rivieren zoals ook in het lichaam van de mens darmen en aderen zich ontwikkelden ter wille van de stofwisseling en de behoeftenbevrediging. Het levende wezen ontwikkelde in het regelmatig bezig zijn met zijn eigen materiële energie daarbij longen en een hart om het bloed te verrijken en rond te pompen met daaraan gekoppeld een zenuwstelsel met een sturende geest die zijn orde vond met de regelmaat van de zon en de maan, een orde waaruit zich ook daadkracht en verlangen ontwikkelde. Nagels, huid, spieren, bloed, vet, merg en been zijn de basisonderdelen van het lichaam opgebouwd uit de bekende aarde-elementen met hun koolwaterstofbiochemie terwijl de vitale levenskracht een gevolg is van de ether - ofwel de energetische kwaliteit van de ruimte - in combinatie met water en lucht. Dit is hoe het adhidaivika vermogen van het lichamelijke zelf zich ontwikkelde ten behoeve van het handelen in relatie tot de natuurlijke instanties.
De zinnen van handelen en waarnemen beheerst door de twee eerste vermogens van de Oorspronkelijke Persoon behoren tot de materiële kwaliteiten van de natuur. De kwaliteiten van de natuur domineren aldus het lichaam, de geest en al de emoties die bij het hebben van een lichaam horen. Dat is hoe, in een persoon onderworpen aan de invloed van de materiële natuur, de intelligentie en de gerealiseerde kennis van de wijsheid tot ontwikkeling komen. De grofstoffelijke gedaante van de Allerhoogste Persoon vormt, zoals ik je heb uitgelegd, een onbegrensd uitgebreide omhulling bestaande uit sterren, planeten, manen en andere materiële vormen die, aldus bekeken, is samengesteld uit de acht klassieke basale componenten van onze manifestatie: ether, vuur, water, lucht, aarde, geest, intelligentie en het geïdentificeerde zelf, het z.g. valse ego. Het bovenzinnelijke allerfijnste dat geen vorm heeft en niet gemanifesteerd is  - het aldus omhulde - kent geen begin, geen tussenstadium of einde, het is eeuwig en transcendentaal aan alle woorden van de geest. Daarom neemt geen geleerde die alles weet van de twee vormen van de Absolute Persoon van de Volledigheid die ik je achtereenvolgens beschreef, ooit de materialistische positie van een veronderstelde enkele materiële manifestatie voor lief. Enerzijds doet Hij bovenzinnelijk niets terwijl Hij anderzijds met namen, woorden en waar die woorden betrekking op hebben, als de Absolute Persoon en Heer vormen aanneemt en tot handelingen overgaat in Zijn avonturen. Van de Allerhoogste Persoon waren er de stamvaders en uit hen ontstonden er de leiders, de godsbewuste zielen, de zieners en de gerespecteerde voorouders. Ook prominenten, acteurs, zangers, wetenschappers, atheïsten en de dragers van de weelde ontwikkelden zich in de samenleving. Boeren en zeelieden, experts en bastaarden, spirituele mensen en zorgzame zielen, criminelen en trollen, geesten, spoken en dwergen vonden hun bestaan. De ziekmakende, de krankzinnige, de demonische en de verdorven zielen alsook de vogels, de hoefdieren en de reptielen kwamen tot stand. En nog veel meer schepselen zoals de insecten, de ziektekiemen en andere leden van de flora en de fauna op het land en in het water vonden een leven in de schepping op deze planeet. Al deze levens zijn het resultaat van handelingen in het verleden, van gemaakte keuzes die goed of slecht kunnen zijn of een mengvorm  zijn van die twee. Deze daden van individuen en van samenlevingen in zijn geheel vormen iemands karma, iemands werklast, en bepalen iemands levenslot. Dit is hoe het adhibhautika vermogen van de Oorspronkelijke Persoon zich ontwikkelde als een verscheidenheid aan bestaansvormen." 

Zoeker: "Ik begrijp het fundamenteel belang van deze alomvattende visie op de vermogens die ten grondslag liggen aan de evolutie van Zijn schepping, ik snap Zijn onafhankelijke positie boven deze omhulling en zie ook in hoe deze drie samenhangen met de achttien elementen van de zinnen van waarnemen en handelen en de vijf basiselementen met inbegrip van de geest, de intelligentie en het valse ego. Maar u vermeldde ook de natuurlijke kwaliteiten, de drie zogenaamde guna's die ook onderling afhankelijke fundamentele aspecten van de Universele Alomvattende Persoon vormen. Kan u zeggen hoe deze drie  samenhangen met de vermogens die u besprak?" 

Leraar: "Goedheid, hartstocht en onwetendheid, de drie basiskwaliteiten van de natuur, hangen inderdaad samen met de drie posities van het respectievelijk verlicht zijn in een bovenzinnelijke positie, het menselijk gebonden zijn aan en geleefd worden door materiële omstandigheden en van het in het spanningsveld verkeren van verschillende vormen van tijdelijke materiële orde. Dit zijn de drie vermogens van de Persoon van Alle Vermogens zoals vermeld en aldus is goedheid geassocieerd met het adhyātmika kennisvermogen van de ziel, is de kwaliteit van de hartstocht geassocieerd met het adihdaivika handelingsvermogen van bewogen worden door de natuurkrachten en is de geaardheid onwetendheid geassocieerd met het adhibhautika vermogen van verdeeld zijn in egofixaties in een materieel opzicht. Er zijn ook andere posities, beste zoeker, die het gevolg zijn van een mengvorm van ieder van deze kwaliteiten met de andere twee. Vanwege deze mengvormen ontwikkelden zich verschillende gewoonten en soorten van leven afhankelijk van hoe men zijn keuzes maakte op het moment dat men in één bepaalde positie werd beïnvloed door de andere twee. Het geval wil nu dat, nadat de universa hun bestaan vonden uit de Oorspronkelijke Persoon in het Voorbije, uit Hem die de werelden in stand houdt, Hij steeds in het spel meespeelt van Zijn schepping waarin Hij een ieder aan zijn eigen aard en verbondenheid met Hem herinnert door, overeenkomstig Zijn drie vermogens, de gedaanten aan te nemen van bijzondere goddelijke personen, gewone geconditioneerde mensen en van planten en dieren. Door dat te doen bevrijdt hij dan telkens, naar gelang plaats en tijd, ieder van die posities en hun mengvormen van de dominantie van één van hen. Door religiositeit, authenticiteit en natuurlijke waarden - ofwel het dharma - te bevorderen en een ieder naar gelang zijn natuur ertoe aan te moedigen Hem als ideaal en leidraad te aanvaarden, schept Hij dan Zelf, middels Zijn tradities, culturen, leraren en toegewijden, harmonie en welvaart en verleent Hij aldus zin en betekenis aan iedere bestaansvorm.
De vermogens zijn op dezelfde manier geassocieerd met de drie basisvormen van goddelijkheid die horen bij de guna's. Een vorm van goddelijkheid of godheid is een persoonlijke integriteit van functioneren in een bepaald opzicht als een onlosmakelijk, fundamenteel en essentieel onderdeel van het Volkomen Geheel dat we God, de Absolute Geest of in het Sanskriet brahman noemen. De drie guna verschijningen of guna avatāra's vormen tezamen Zijn goddelijke heerschappij. Zij vormden de drie belangrijkste goden van de oude Vedische cultuur waarvan de overblijfselen bekend staan als het Hindoeïsme. De goddelijkheid van de handhaving genaamd Viṣṇu hoort bij de ziel, de goddelijkheid van de schepping genaamd Brahmā hoort bij de actieve persoonlijkheid en de goddelijkheid van de vernietiging genaamd Śiva hoort bij de materiële verscheidenheid. Na een periode van schepping en handhaving zal er vernietiging zijn. Op dat moment zal alles wat door de Oorspronkelijke Persoon teweeg werd gebracht volledig opbranden in het vuur van de immer uitdijende ruimtetijd, zoals wolken in de lucht verspreid raken. De Meest Verheven Almachtige Persoon van het Universum wordt door de grote transcendentalisten beschreven in termen van deze drievoudige orde van Zijn natuurlijke kwaliteiten en vermogens, maar verlichte zielen die stevig zijn verankerd in de goedheid, verwerven het voorrecht om meer dan dit te zien en reiken tot Zijn heerlijkheid voorbij aan deze basiskenmerken. In de hoogste positie is er geen sprake van de schepping en vernietiging die een materiële positie kenmerken. Die verheven positie is er als de tegenhanger van de materiële energie.
Wat betreft de tijd kan ik je zeggen dat het cyclische idee van de materiële werkelijkheid de juiste is. De moderne politieke pragmatische opvatting van lineaire weken en gemiddelde dagen e.d. strookt niet met de materiële, levende natuur. De ganse schepping is een product van de cyclische tijd. Materie is een fenomeen van de cyclische tijd. Zoals planeten rondom een zon draaien, zo ook draaien elektronen rondom een kern. In India spreekt men van een grote cyclus van de schepping of een 'leven van de schepper' genaamd een mahākalpa die bestaat uit vele zich herhalende jaren, maanden en dagen van de schepping genaamd kalpa's met een duur van 1000 keer 3.24 miljoen zonnejaren of mahāyuga's elk. Gedurende een mahākalpa evolueren al de materiële elementen zoals ik het je uitlegde. De mahāyuga's die een mahākalpa vormen, zijn perioden van een gefixeerde volgorde van vier normale yuga's of perioden van beschaving die een lengte hebben die varieert van 1728.000 tot 432.000 zonnejaren volgens de Vedische berekeningen van de cyclische tijd. Gedurende iedere dag van de schepping evolueert het organisch leven van het begin af aan, zoals dat voorheen gebeurde na perioden van vernietiging die nachten van Brahmā worden genoemd. Volgens hedendaagse wetenschappelijke onderzoekers bevinden we ons nu midden in een ander soort periode van vernietiging, een uitstervingsgolf met klimaatverandering, vanwege broeikasgassen hoofdzakelijk veroorzaakt door veehouderij. Het doden van dieren en het omhakken van bossen voor voedsel - en niet zozeer de industriële en privé-emissies van CO - maken uiteindelijk ons eigen leven, onze huidige levenscyclus op de planeet zo goed als onmogelijk. Maar deze tussentijdse vorm van uitsterven is niet volledig volgens de Vedische opvatting. Enkel na een nacht van Brahmā is het uitsterven volledig. In de tussenliggende kalpa's, met inbegrip van onze eigen huidige z.g. Pādma-kalpa, zal de planeet compleet met al het leven erop zich herstellen zoals ze dat al vele malen eerder deed. Later zal ik uitweiden over de verschillende kleinere verdelingen van de tijd die uiteindelijk deze grotere tijdsperioden vormen."

Zoeker: "In de voorgaande reeks inspiraties ging u uitgebreid in op de verschillende aspecten van de filognosie, de spirituele kennis die we nodig hebben om in vrede en voorspoed te leven en te overleven op deze planeet. Graag zou ik daar met u nader over in gesprek willen treden. Er zijn nogal wat vragen overgebleven en daarnaast vraag ik me ook af hoe je nu eigenlijk huis en haard kan verlaten voor geestelijke doelen en dan weer kan terugkeren in de maatschappij."

Lraar: "Goed, dat zullen we dan bespreken. Van de ene vraag komen we op een volgende vraag en zo zal dan met het Bhāgavatam als onze leidraad de hele zaak zeker ter sprake komen. We nemen afscheid van de wereld en keren terug naar huis met een geest vol wijsheid. Luister goed als ik je uitleg hoe dat werkt."

Bron voor deze Inspiratie:
S.B. Canto 2, Hoofdstuk 9






The Person

De Persoon

Admin edit SideBar

Blix theme adapted by David Gilbert, powered by PmWiki